Tafereel 1
De drie maagden kwamen aan te Hakendover op een plaats die Hooibout werd geheten.
Tafereel 2
Op die plaats lieten zij een kerk oprichten ter ere van de Zaligmaker.
Tafereel 3
Deze plaats scheen God echter niet welgevallig want alles wat de werklieden overdag opbouwden, braken engelen ’s nachts weer af.
Tafereel 4
De drie maagden vonden op de Steenberg een andere plaats waar ze de werklieden de kerk ter ere van de Zaligmaker wilde laten bouwen.
Tafereel 5
Weerom braken de engelen ’s nachts af wat de metselaars overdag hadden gebouwd.
Tafereel 6
De drie maagden dachten dat hun bouwwerk ter ere van de Zaligmaker telkens werd afgebroken omdat zij zondig waren. Daarom smeekten zij God om vergiffenis en zij vroegen Hem hun de plaats te tonen waar zij een kerk mochten bouwen.
Tafereel 7
Hun gebed werd verhoord en een engel verzocht hen hem te volgen. Zo kwamen zij bij een spikdoorn waarin een vogel (een raaf) zat met een schriftrol in de bek. Op deze schriftrol stond te lezen dat op die plaats, met een draad afgespannen, de nieuwe kerk diende te worden gebouwd.
Tafereel 8
De spikdoorn werd omgehakt.
Tafereel 9
Twaalf werklieden werden aangeworven en men begon opnieuw aan de bouw van de kerk.
Tafereel 10
Bij het bouwen van de kerk waren steeds dertien werklieden aanwezig, maar bij de maaltijden en bij de uitbetaling waren er steeds maar twaalf. De Heer zelf zou de 13de werkman zijn.
Tafereel 11
Hoewel de kerk door God zelf was gezegend, kwamen toch twee bisschoppen om de kerk te wijden. De ene besprenkelde de kerk met wijwater, maar werd met blindheid geslagen, en de andere, die de wijwaterkwast nam, bleef met handen en armen uitgestrekt staan en kon niet meer verroeren.
Tafereel 12
God verleende hun vergiffenis. De Zaligmaker ontvangt zijn bedevaarders of Dertienmaalgangers.