Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

Hakendover in 1660

De geschiedenis van Hakendover, en zeker die van Wulmersum werd tot nog toe niet erg verregaand uitgediept. Veel auteurs beroepen zich nog steeds op de werken van Wauters en Bets over onze gemeente. Beide geschiedkundige monografieën stammen echter reeds uit de 19e eeuw. Zonder afbreuk te willen doen aan hun buitengewone verdiensten, zijn ze toch op veel vlakken onvolledig. In een van onze vorige uitgaven belichten we uitvoerig de Oostenrijkse en Franse periode. Het was al moeilijk om voor die periode (amper 250 jaar geleden) gegevens te verzamelen. De auteurs zijn nog kariger met hun informatie over de 17e eeuw. Zoals gekend is er door de brand van het gemeentehuis tijdens de Tweede Wereldoorlog veel archiefmateriaal verloren gegaan. In het onderstaande artikel trachten we een beeld te schetsen van ons dorp in het midden van de zeventiende eeuw...

Vele vragen rijzen voor die periode:

  • - Hoe was de politieke situatie?
  • - Wie bestuurde het dorp?
  • - Hoe zag de bewoning er uit?
  • - Welke belangrijke feiten hebben er zich voorgedaan
  • - ...

We wanen ons in Kosovo of Servië als we de toestand onder de loep nemen. Geuzen en katholieken, Hollanders, Fransen en Spanjaarden willen een machtspositie vestigen of behouden en vliegen elkaar als kemphanen in de veren...

De grote brand van 28 april

In 1598 gaf koning Filips II het bestuur van de Nederlanden in handen van de aartshertogen Albrecht en Isabella. De aartshertogen kregen af te rekenen met de weerbarstige Maurits van Oranje. Na een nederlaag bij Nieuwpoort kon Albrecht Oostende veroveren na een driejarige belegering waarbij hij het merendeel van zijn troepen had ingezet. De Brabantse steden waren in die periode slechts minimaal beveiligd. Het kleine garnizoen van Tienen had dan ook de handen vol om de stad te beschermen tegen muitende soldaten. Vele dorpelingen vluchtten binnen de versterkingen van Tienen. De muiters, woest omdat hun soldij te lang uitbleef, brandschatten op 28 april Aandoren, Grimde en Hakendover. Geen enkele woning in ons dorp bleef van de brand gespaard. Enkel de kerktoren bleef overeind en stak schril af tegen het zwartgeblakerde dorp. De aanvoerder van het Tiense garnizoen, Frederik Van den Berghe, had de hulp ingeroepen van het garnizoen van Geldenaken en kon de stad vrijwaren van plundering. Deze rampzalige gebeurtenissen werden vereeuwigd op een schilderij waarop de brandende dorpen en kerken te zien zijn. Een mistroostige getuigenis uit die tijd...

Heerweg

De regering van de aartshertogen was niettemin een periode van economisch herstel en dankzij de grote toevloed van bedevaarders (en hun offergelden) kon de kerk van Hakendover spoedig worden heropgebouwd. Toch bleef steeds de dreiging van een nakende oorlog. De aartshertogen gaven opdracht tot het herstel van de Romeinse Heerweg. Die weg was tot bij de aanleg van de Sint-Truidensesteenweg in de Oostenrijkse periode (eind 18e eeuw) de belangrijkste verkeersader in de streek. Met als doel de nodige fondsen in te zamelen voor het herstellen van de Heerweg gelastte de aartshertog de generale ontvanger in het kwartier Tienen een recht te heffen op alle wagens, karren en vee die van de weg gebruik maakten (11/11/1617). Tien jaar later kreeg Lodewijk de Casuso de Mayeda die taak opgelegd als heer van de heerlijkheden Hakendover, Wulmersum en Outgaarden.

Dankzij de hernieuwde weg was Hakendover makkelijker bereikbaar voor bedevaarders, maar het maakte de streek ook beter toegankelijk voor vijandige legers. Pastoor Pieraerts en zijn opvolger Franciscus Cartuyvels vermelden dat er soms meer dan 200 mensen deelnamen aan de Dertienmaalbedevaart "maer mits nu deze Dorpen en plaetzen in dit kwartier meer als half vermindert zyn, en ook ter occasie van den Oorlog, zoo gaen daer nu zoo veel niet, maer nochtans zynder alle jaeren noch over vyftig persoonen die dit groot, God aengenaem Werk komen te volbrengen. "

Het Dertienmaal aan OLV-ten-Steen

Die Furie van den jaere 1635...

In 1635 sloot Frederik-Hendrik, de Prins van Oranje, een verbond met Frankrijk om de Hollandse en Franse krachten te bundelen in een gezamenlijke poging om de Zuidelijke Nederlanden te veroveren op Spanje. Ferdinand van Toledo, die Albrecht na diens dood in 1621 als landvoogd was opgevolgd, vatte het plan op de optocht van de vijandige legers te stuiten in Tienen. Tien weken lang leidde hij de verdedigingswerken te Tienen, maar meende uiteindelijk dat de stad strategisch toch niet van zon groot belang was. Hij stelde daarom zijn legers op langs de Dijle. In Tienen bleef een garnizoen van hooguit 1200 man onder leiding van Don Martino de Los Arcos. Deze bleek toch niet zo overtuigd van de beslissing van de landvoogd en recruteerde strijdkrachten onder de leden van de boogschuttersgilden, de gilden der ambachten en zelfs onder kloosterlingen. Alle inspanningen ten spijt, viel Tienen ten prooi aan de vijand op 8 juni 1635. Dit voorval staat in de annalen bekend als de Tiense Furie. De hele stad werd gebrandschat, vrouwen verkracht en kinderen gruwelijk vermoord. Slechts een twaalftal gebouwen bleef overeind. Merkwaardig genoeg bleef het Begijnhof van brand gespaard. Tienen was een puinhoop... en al haar vroegere glorie was met de grond gelijk gemaakt.

Bronnen getuigen:Allen die ghenen die binnen die stadt gebleven waeren sijn aldaer oyck gedoot, gequetst oft gevanghen gehauden, mitsgaeders die vrouwen, dochters ende cleyne meyskens totte religieusen toe gevioleert en anderssints seer abominabel getracteert (...) sijnde die voers. Stadt daernaer geheelijcken gepillert ende verbrandt totten kercken ende cloosters toe in welcke kercken ende cloosters dat men nyet alleen gemaeckt en heeft een generaele beeldenstorminghe, ende geplundert alle dornamenten derselven, maer oyck allen tghene daer inne gevlucht ende gesalveert was, sijnde den vrouwencrachte, ende moort inde selve kercken ende cloosters oyck gebeurt ende namentlyck oyck aen religieuse soo mans als vrouwen; hebben die voers. pillagie ende brant geduert vijff continueele daeghen (...) Soo hebben de Geuzen (n.v.d.r. benaming voor de protestanten) de kercken gevioleert, verbrandt ende verdestrueert: de Beelden , en het Alderhijligste over al met de voeten getreden, het beeldt van de Alderhijligste Maghet, ende Moeder Gods Maria met den strop opgehangen, de getroude vrouwen ende dochters misbruykt, seer vele menschen swaerlijck gequetst, en veel vermoort, en bij naer de heele stadt door het vier soo verwoest dat men qualijck een straet konde kennen.

Wat de auteur blijkbaar niet wist is dat de Spaanse beschermheren al even gruwelijk te werk gingen in andere steden, denken we maar aan steden als Zutphen, Zwolle en zelfs Mechelen waar de zoon van de hertog van Alva, Dom Frederik, grote kuis hield. In Naarden werden de inwoners samengeroepen in de kerk. Vierhonderd negentig inwoners voldeden aan dit verzoek, maar in plaats van hen de eed af te nemen, werden ze in koelen bloede vermoord. Vier ontkwamen aan de dood door een losgeld te betalen. De kerk werd in brand gestoken en Spanjaarden gingen nu op zoek naar hen die niet waren gekomen. Vluchtende burgers werden achterhaald en aan de bomen opgeknoopt. Slechts zestig Naardenaars overleefden die dag, veertig omdat ze gevlucht waren en twintig door een losgeld te betalen. Bede partijen bezondigden zich aan gruweldaden.

Uit de Tiense bronnen krijgen we dezelfde berichten over de tegenpartij:

Het Staetenvolck van Holland, Seelant, Vrieslant ende den Franschen leger, die wel over die sestigh duesent amnnen samen sterck waeren, hebben alle quaedt ghedaen datmen met den monde niet en soude connen vuyt spreken ende alle die borgershuysen in brant gesteken ende soe de heel stadt afgebrandt

Ook Hakendover bleef niet gespaard van al dat geweld. Het kerkmeubilair en de praalwagens die meereden in de paardenprocessie, werden vernield. Ook in de jaren 1636, 1641 en 1646 moest het dorp oorlogsbeproevingen doorstaan.

Rampspoed

Tienen werd in de daaropvolgende jaren meermaals geplunderd. De stad wachtte vergeefs op economisch herstel, maar haar vroegere bloei was voor altijd verleden tijd. In 1658 overstroomde een deel van de stad en tien jaar later kreeg Tienen af te rekenen met een pestepidemie. Pater Antoon onderhandelde in 1667 met het voorbijtrekkende Franse leger. In ruil voor het maken van een aantal bruggen over de Gete en voedsel en bier voor het leger spaarden de Fransen de stad. Niettemin eisten ze al het graan en het vee op. En nog kwam er geen einde aan de rampspoed. Zo was er een:

  • Overstroming in 1677
  • Aardbeving in 1692
  • Brand in Spiegelstraat en Nieuwstraat in 1705
  • Brand in de Sint-Germanuskerk waardoor zij volledig werd verwoest in 1708

In 1706 kwamen onze gewesten onder Oostenrijks bewind na de overwinning van de geallieerde legers o.l.v. de hertog van Marlborough bij Ramillies.

Hakendover

Pieraerts en Cartuyvels (waarover onderaan meer) getuigen over de 17e eeuw:

"De devotie ende toeloop tot deze Plaetse, is begonst van't eerste der Stichtinge der zelve Kerke, te weten: van't jaer 690. ende duert tot op den dag van heden: niet-tegenstaende de groote oorlogen, die in deze Landen dikwils geweest zyn, tusschen de Koningen en Princen, ende die van den Lande van Luyck en Brabant, van gelyken tusschen Spagnien en de Rebellen van Holland, die in't jaer 1568. zoo ik hier vinde geschreven in den hoogen Autaer, zyn geweest in deze Kerke, daer den Prince van Oragnien, hunnen Veld-oversten in vernacht heeft, die alle de Beelden dede in stukke slagen en verbranden: meynende de Stad van Thienen te belegeren: maer het wird hem belet door onzen Hertog, en mits dat eenige Beelden verborgen waeren, als den hoogen Autaer, die tot noch toe in onse Kerke staet, zoo en heeft hy die niet gehindert: nogtans en is de devotie noyt achter-gebleven. Noch erger is'er geschied ten tyde van de Muyteneerders door de welke dit Dorp geheel is afgebrand geweest, en ook de Kerke, in't jaer 1604. in-der-voegen, dat'er van de Kerke niet is overgebleven als de mueren rond-om, en den thoren: zoo dat de Gemeynte geen huyzen hebbende, waeren genoodzaekt Barakken te maeken rond-om de mueren van de Kerke, zoo men tot nu toe noch kan zien aen de mueren: en dat meerder is, in het midden van den oorloge en desolatie, is deze Kerke herbouwt, en wederom in staet gestelt in't jaer 1610. Dit heeft verklaertMichaël Konincx Koster alhier, den welken (zoo hij schrijft in den hoogen Autaer) is Koster geworden in t jaer 1583, en is gestorven in t jaer 1635, zijnde doen ter tyd ontrent 82 jaeren oud, den Groot-vader van mynen voorzaet, hier boven genoemt, den welkenaen zyne kinderen, en aen andere, die tegenwoordig noch in het leven zyn, heeft verklaert: dat hy zelver Koster zynde, den Thoren heeft helpen blusschen, wanneer de Kerke in den brand stont: nochtans het welk te verwonderen is, om niet laeten getrokken te worden van den Zaligmaeker, om tot deze plaetze te komen, om tot deze plaetze te komen, bezonderlyk op den tweeden Paesch-dag, en in dOctave der Weydinge dezer Kerke, de welke begint den 17 januari... "

Over de brand van onze kerk schrijft J. Halflants:

"De gebinten van de kruisbeuk zijn de oudst bewaarde van de kerk, in een gotische bouwtrant zonder nokbalk. De toppen der kepers dragen brandsporen, vermoedelijk van de kerkbrand van 1604. Ten noorden wordt het oude kleine transept afgebroken, en vervangen door een zeer brede, veelzijdige onregelmatige gotische kapel. Het ziet ernaar uit dat eerst een gewone vierkantige verlenging van de kruisbeuk beoogd werd, met dubbele haakse steunbeen, en tijdens de werken tot een schuine verbreding van de bouw is overgestapt. Blijkbaar bleef de bovenbouw aan de noord- en westkant een tijdlang onafgewerkt, en werd op een goedkope onverzorgde manier afgewerkt met trapsgewijze afschuining van de steunberen. Op zolder ziet men dat die twee muren later bij de andere werden bijgemetst in een andere steen. Deze afwerking situeert zich waarschijnlijk na de ellendige godsdienstoorlogen, rond 1610, wanneer archieven melden dat de kerk gedeeltelijk herbouwd werd, terwijl de gewelven, onaangepast aan de dikke halve zuilen, in 1634 klaar kwamen ("novum tabellatum")."

Heerlijkheid Hakendover

Hoe werden Hakendover en Wulmersum bestuurd in de 17e eeuw? Zoals hoger vermeld was Lodewijk de Casuso de Mayeda heer van Hakendover, Wulmersum en Outgaarden. Wanneer hij heer werd over die heerlijkheden is niet bekend. Wat hield zon functie nu eigenlijk in? De heer bezat over zijn gebied de rechtspraak en politie d.w.z. wetgeving en bestuur en eventueel een aantal andere heerlijke rechten. Sommige heren waren ook eigenaar van het gebied dat zij bestuurden. De verschillen in bevoegdheden tussen de diverse heren zijn al even groot als het aantal heerlijkheden m.a.w. politiek gezien was de situatie zeer verscheiden en verdeeld. Vaak had een heer ook het immuniteitsprivilege d.w.z. dat het aan de ambtenaren van een hoger centraal gezag verboden was in de heerlijkheid rechtspraak te beoefenen of boeten te innen. Hoe de vork aan de steel zat in Hakendover is niet gekend.

Na de dood van Lodewijk volgde Isabella-Eleonora Strossy hem op (15/09/1671). Zij verkocht de heerlijkheden aan Jan-Baptist-Hubert-Willem Gaethovius, ridder en licentiaat in de rechten (25/09/1685). De heerlijke rechten blijven daarna binnen die familie. Zijn zoon Emmanuel-Joseph Gaethovius volgde hem op op 15/01/1726. Ernest-Joseph Gaethovius was pas 13 als hij zijn vader opvolgde (11/03/1749). Ernest was de laatste heer van Hakendover. In 1768 (ten tijde van het Oostenrijkse bewind) zag het gemeentebestuur van de heerlijkheid Hakendover er als volgt uit: "... henric.. peijsens meijer, francisco dewalhens ende joanne vandermeulen respective meijer ende schepenen der heerelijkhijdt van haeckendover ende wulmersum"(Bron in privébezit)

Priesters

In die tijd van godsdiensttwisten speelde een priester een erg centrale rol in de dorpsgemeenschap. Welke priesters kende Hakendover in de 17e eeuw? We citeren P.V. Bets:

  • Joannes de Kersmaker bekwam in 1586, dat de kapel van Wulmersum met zijn kerk verenigd werd.
  • Hij had voor opvolger in 1588 Henricus Van Santbeke, die in 1593 van de Geuzen veel te lijden had.
  • Opvolger Franciscus Steyls, geboren in Tienen, overleed in 1626.
  • Thomas Bodart, benoemd op 05/02/1629 stierf in 11646.
  • Jacobus Lenaerts, benoemd in 1646, overleed op 06/01/1650
  • Arnoldus Pieraerts benoemd op 17 augustus 1650.

Willem Boonen noteerde in zijn kroniek over de geschiedenis van Leuven in 1593-1594 het volgende feit:

Anno 1588
Maij IIII, hebben die vijanden, die Geusen , het clooster van Villers berooft, ende zekere priesters gevangen genomen; daerna, V maij, het convoij vande wijenen ende andere goet, comende naer Loven, affgeworpen; den wijn verquist, ende den coopman, met viii of ix peerden, gevangen genomen; ende den pastoor tot Hakendover, soomen zeijde, des nachts te voren, deerlijck vermoort; dwelck grootelijck te beclaegen es dat men de vijanden binnen landts zulcken wil, rooverije ende moorderije laet bedrijven.

Als we de gegevens van P.V. Bets in acht nemen en vergelijken met dit bronmateriaal, dan werd Joannes de Kersmaker in 1588 vermoord door de Geuzen

Pieraerts

Arnoldus Pieraerts, pastoor van Hakendover van 1650 tot 1693, laat bij Petrus Sassenus te Leuven een boekje drukken met de welluidende titel: "Een cort, claer ende waerachtig verhael van den oorspronck ende voortganck der stichtinge, mitsgaeders oock van die ghedurighe devotie der mirakuleuze kercke des Salichmaeckers des wereldts in de parochie van Haeckendover" Het boekje wordt ook in het Frans vertaald en meerdere malen heruitgegeven.

Kaartboek

De huidige Processieweg in 1666

Pastoor Pieraerts gaf in 1665-1666 de opdracht tot het tekenen van een kaartboek van de goederen van de kerkfabriek van Hakendover en Wulmersum.

"Annis 1665, in november ende december, ende 1666, inde april en mey, hebbe ick ondergescreven landmeter by den Souveraine Raede van Brabant gheadmitteert, ten versoecke van heer Arnoldus Pieraets, Pastor tot Haeckendover, gemeten alle dese landen bosschen, bemden ende wooninghen, soo van Kerck taeffel ende anniversairen tot Haeckendover, als oock van de Capelle Wulmersum ende Sint-Dionyes Authaer aldaer... Aldus verclaere ende ghetuyge midts dese onder myne gewoonlycke onderteekeninghe binnen Haeckendover, desen XX mey 1666." Getekend: DIONYSIUS GOFFART, LAMBRECHT WARNIS...

Dit kaartboek bestaat uit 195 bladen, ieder met een klein plan van één, soms twee of drie percelen met de opgave van de afmetingen en de namen van de eigenaars van de aanpalen­de goederen. Op een groot aantal ziet men de toen bestaande gebouwen en wegen afgete­kend o.a. de 'dorpplaatsen' van Hakendover en Wommersom. De goederen waren groten­deels gelegen te Hakendover, andere te Goetsenhoven, Oplinter, Wommersom...enz..Een kopie werd gemaakt in 1750. Het gaat om gekleurde pentekeningen op bladen (0.30 x 0.21). Een gedetailleerde beschrijving van alle kaarten zou ons in dit opzet te ver leiden. We beperken ons tot een geselecteerde weergave van een aantal kaarten waarop ook huizen en straten te zien zijn. Merkwaardig is de vermelding van een schaelderenhuys dat er uitziet als een rijzig stenen gebouw met vermoedelijk een belangrijk bewoner. Dit is niet meer of minder dan het toenmalige Bosschellen. (zie kaart A en B)

"Op dit block, genoemtden Lombaarthoff, ...?... gelegen inde Dopstraete alhier, toebehoorende Guillam Davidts...?... Schaelderen-huijs, groot...?... een dagmael ende ...?... Cort roeden
( ? = onleesbaar)

De Tiense plaatsnaamkundige P. Kempeneers schrijft dat anno 1623 ene Christiaen Dauidts meijer des hoffs van Bosschellen was. Een ander aanknopingspunt is de vermelding Latoenborne langs de Nieuwstraete. Die bron was te situeren langs de Wedemolen gelegen aan de Ramshovensebeek in de nabijheid van de Bosschellenstraat. Weerom volgens Kempeneers noemde de Bosschellenstraat anno 1623 nieuw straete (S.G 3 f 13v). In het kaartboek is het gebouw gelegen tussen de Dorpsstraete, de Nieuwstraete en sHeerenstraete.

Kerkornamenten

Tevens stelde Pieraerts een inventaris op van kerkornamenten met de vermelding welke stukken er bij zijn komst te Hakendover reeds in de kerk aanwezig waren, en welke stukken hij zelf had aangekocht. Hij schrijft twee kleine ampullen te hebben geruild voor twee grotere. (ARAB., K.A.B., 22470). Hij liet ook een vergulde kelk met een voet van koper en een zilveren kom vervaardigen.

Twist kerkfabriek

Het recht om een priester te benoemen in de kerk van Hakendover kwam toe aan de abdij van Vlierbeek die het patronaat bezat over de kerk. De abdij van Vrouwenperk daarentegen ontving de grote tienden. De kleine tienden gingen sinds 1443 naar het tweede kapittel van de Sint-Pieterskerk te Leuven. Dit kapittel was verplicht te voorzien in het onderhoud van de priester. De abdij van Vrouwenperk stond dan weer in voor het onderhoud van den beuk vast van muren met het dak daarop; alsook den zolder onder hetzelfde dak, tot aan het hooge koor, met al de glazen vensters in den voorschreven beuk, mede ook de groote klok, het belfort (=toren) en de klokzeelen, daartoe behoorende. Daarenboven leverde zij jaarlijks int octaaf der kerkwijding een groot voeder stroo tot gemak der pelgrims, die aldaar hunne devotiën kwamen houden. Zij gaf nog jaarlijks drie molenvaten koren en drie molenvaten gerst aan den koster (Archief aartsbisdom Mechelen).

Waarschijnlijk zijn de troebele oorlogstijden niet vreemd aan het geschil dat er rees tussen de kerkfabriek van Hakendover en vernoemde abdij over de vraag wie de muren van de beuk moest witten en wie het onderhoud van het plaveisel moest betalen. Op 24 mei vergaderden Petrus Van Veen (lid van de raad van Brabant), E.H. H. Van Oudenfaegen (officiaal van Z.H. aartsbisschop van Mechelen), E.H. A. Pieraerts (pastoor van Hakendover), advokaat van Canthem (secretaris), Hendrik Pouillet (ingezetene) en de jufvrouwen Cornelia Taelmans en Beatrix de Fusco (naar P.V. Bets) van de abdij van Vrouwenperk. Voortaan zou de kerkfabriek zijn belast met het witten van de muren en het onderhoud van het plaveisel.

Cartuyvels

Het boek van Cartuyvels werd talloze malen herdrukt, hier de Franstalige versie.

Pieraerts stierf op 17 april 1693. Franciscus Cartuyvels, reeds negen jaar priester in Eliksem en disservitor van Ezemaal, werd de nieuwe parochieherder. Hij herwerkt en verbetert het boek dat zijn voorganger schreef over Hakendover. Het wordt uitgegeven bij Joannes Jacobs en verschijnt nu onder de titel:

"Kort, klaer en waerachtig verhael van den oorsprong en voortgang der stichtinge van de mirakuleuze Kerke van den Zaligmaeker des werelds in de parochie van Haeckendover oft Haeckendoren"

Het boek is gespeend met enige symboliek. Na het verhalen van de legendarische stichting van de kerk, haalt hij zeven argumenten aan 'bevestigende de waerheyd dezer Kerke'.

Over de bedevaart vermeldde hij het volgende:

'het vyfde argument, Probeerende de Heyligheyd dezer Plaetse, ggetrokken uyt de geduerige devotie tot de zelve'. 'De devotie ende toeloop tot deze Plaetse, is begonst van 't eerste der Stcihtinge der zelve Kerke, te weten: van het jaer 690. ende duert tot op den dag van heden: niet-tegenstaende de groote oorlogen, die in deze landen dikwils geweest zyn...' Daarna volgt een overzicht van de verschillende oorlogsrampen die kerk en dorp te beurt zijn gevallen en een beschrijving van het 'Dertienmaal'. Het volgende deel over de paasmaandagprocessie geven we integraal weer: Van den principaelsten Feest-dag dezer Kerke, die jaerlyks geviert word op den tweeden Paesch-dag Den principaelsten Feest-dag dezer Kerke word geviert op Paesch-Maendag, op welken dag ook gehouden word eene Processie door het Dorp, en rondom door het Veld, in welke Processie het Hoogweerdig H. SACRAMENT ende het Beêld van den Zaligmaeker, met groote eerbiedinge word om-gedragen, wanneer een ontellyke menigte van volk, zoo te voet, als te perd, hier aenkomen, om met hunne tegenwoordigheyd en bezondere devotie, de zelve te vergezelschapppen. Het Beêld word omgedraegen door de Confreêrs van den edelen Hand-boge tot Thienen, welke altemael ook tegenwoordig zyn, gelyk ook de principaelste Heeren van het Magistraet van Thienen, om het Alder-heyligste, te saemen met het Beêld van den lieven Gekruysten Zaligmaeker, te vergezelschappen. Deze Processie placht eertyds vereert te worden met eene Triumph-wagens, die nu door den Oorlog zyn verwoest. In deze Processie ziet men gemeynelyk zes oft zeven hondert peerden, en met duyzende menschen te voet: men gaet met deze Processie door alle de Graenen zoo lang als die zyn, nochtans deze Graenen zyn niet minder tegen den Oost, maer beter als die van de reen-genoten, het welk eene bezondere gratie van God is. Ik hebbe gezien verscheyde jaeren, dat het Koren zeer lang was, maer door het reyden van de Peerden, en voet-stappen van het volk, geheel neêr gerukt en bedorven, nochtans ontrent veerthien dagen daer naer, was 't zelve wederom op gestaen, gelyk of daer niemand door gepassert en hadde: ziet het wonder werk des Heeren! Toe-loop tot deze plaetse, op alle andere tyden van het jaer. Alle tyden van het jaer komen hier veel menschen hun devotie houden, en den Zaligmae-ker aenbidden. Sommige komen hier om hunne zonden af-leggen: als andere voor hun ziekten en kwaelen die zy, oft iemand van hunne Vrinden hebben: sommige ook voor hunne Beesten, waer toe zy verscheyde Missen laeten doen: op dat den Zaligmaeker zoude gelieven te geven, door zyne uyt-nemende goedheyd, vergiffenisse van hunne zonden, oft hunne gezondheyd, en ook dat hy gelieve te bawaeren hunne Beesten, die hy geschaepen heeft tot den dienst der menschen.'

Cartuyvels beschrijft naast een bul van 1508 en andere stukken die de echtheid van de legende moeten staven, ook talrijke mirakelverhalen.

"Me dunkt dat het een groter mirakel is dat een zondaar en kind van God wordt en een plaats krijgt in het Rijk der Hemelen als dat een blinde het zicht herwint..." vat hij zijn schrijven over de mirakels die zich te Hakendover voordeden aan. "Ik kan zeggen dat God hier bijzonder dikwijls het hart der mensen die hier in de kerk komen en die vele jaren in gruwelijke zonden hebben geleefd, raakt. Sommigen zijn hier zo inwendig getroffen geweest dat zij niet langer in hun "verdoemde" staat konden blijven. Hun benen beefden als zij hier in de kerk voor het altaar van de Zaligmaker stonden. Zijn dat niet bijzondere werken van de Zaligmaker? Wie zal dan nog twijfelen aan de heiligheid van deze plaats? Wie zal dan niet met alle mogelijke devotie deze kerk bezoeken?"

Dagelijks gingen in onze kerk missen door , op donderdag was er een 'solemnele mis' ter ere van het Heilig Sacrament. 's Zondags gingen de twee pastoors van Hakendover drie missen voor. Cartuyvels vermeldt dat hier vroeger zes priesters 'geresideert' waren. Dat aantal was beperkt tot twee 'om de ruinen van den Oorloge, en verminderinge der Parochie'. Humbertus Guillielmus, aartsbisschop van Mechelen, had op 4 november 1701 'alhier ingestelt' een Broederschap van S. Salvator 'tot laeffenisse van de Geloovige Zielen in het Vagevuer'.

Besluit

Ondenks het beperkte bronnenmateriaal hopen we een beeld te hebben geschetst van het dorp Hakendover in de zeventiende eeuw. De gewone dorpsbewoners zijn in dit hele relaas wat buiten de regels gevallen. Uiteraard hebben ook zij erg te lijden gehad onder de voortdurende oorlogen en het geweld, epidemieën, plunderingen en opeisingen door vijandige legers. Voor de gewone man was het lang niet altijd makkelijk partij te kiezen in tijden van sterk wisselende politieke bewinden. Toch zullen de Hakendovernaars onbetwiste katholieken zijn gebleven door de grote impact die het bedevaartgebeuren op hen uitoefende. Zonder twijfel was Arnoldus Pieraerts een van de meest invloedrijke mensen uit de Hakendoverse geschiedenis. Hij was een baken in de strijd van de katholieken om hun tanende machtspositie en invloed op lichamen en vooral ook geesten van de gelovigen te ondervangen. We moeten het werk van Pieraerts immers ook zien in het licht van de Contrareformatie (d.i. de reactie van de Kerk op de protestantse hervormingen). Het schrijven van een boek waarin alle mirakels nog eens op een rijtje werden gezet kon immers nooit kwaad.

Contacteer ons nu