Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

Sneeuw

Vroeger, dat zei ons moeder vaak, waren de winters veel harder. De sneeuw, zo klonk het in mijn oren, moet toen dagen, weken of zelfs maandenlang een halve meter hoog gelegen hebben. Ik stel me dan voor dat de mensen op hun klompen door kilo’s sneeuw naar de kerk strompelden op zondag.

Zo nu ook weer niet, hoor ik ons tante antwoorden, aan mij dan, want ons ma zou ze niet echt tegengesproken hebben. Maar nu zijn er toch geen winters meer. Dat is echt een groot verschil. Dat is toch waar, he Greta of Jeanne of Lijnke… of wie er ook rondloopt in mijn herinneringen.

Nu sneeuwt het echt niet meer. Het hangt even in de lucht, het valt en vervliegt als alcool in een slecht afgesloten fles. Het is weg voor ge het goed en wel hebt gezien. Het stuift wat rond zoals de zwaluwen onder het poortgebouw in de zomertijd. Volgens mij moeten die beesten binnen afzienbare tijd zelfs niet meer naar Afrika vliegen. Wat zouden ze er nog moeten gaan doen? Enfin, dat is mijn gedacht.

Dan groeien hier in de hof palmbomen en dansen de meisjes in hun bikini van palmbladeren op de straat. De mensen rond de keukentafel en op de stoel tegen de muur, daar tussen de trap van de plek en de deur naar buiten, ze lachen een keer. Ja, lacht Gerrit zijn tanden bloot. Hij leunt met zijn rug tegen de blauw betegelde muur naast het gasvuur.

Maar zover is het nog niet. Zo ver zijn we nog niet. Maar alla, het is toch allemaal iets geworden, ge moogt gerust zeker zijn. Als ge op straat komt, ge ziet geen kat, laat staan een mens. De mensen zitten allemaal in hun kot. Vroeger toen zat alle man op straat. Iedereen zei goeiendag. Is het niet waar, Vie?

Ja, dat is juist.

Toen spraken de mensen nog met mekaar. Maar de mensen nu, die kennen elkaar niet meer. Moesten de mensen van vroeger terug komen, die zouden ogen opentrekken. Nu spreken ze over mekaar en ze geven op mekaar af en de ene is jaloers op de andere. Veel warmte is er niet meer onder de mensen. Is het niet waar? Dat is toch waar he.

Het is allemaal ‘t een en ‘t ander. Hebt ge de gazet van vandaag al gelezen, zegt onze pa er even tussendoor. Dat is toch allemaal niet meer normaal. De wereld is wijd op zijn einde, dat zei bompa Marneffe altijd. Dat was een slimme mens. Die zei dat jaren geleden al tegen mij. Pas op, dat was een halve Waal. Die zei dan, ke zult het zien, zei hij, ze zullen nog dansen in de kerk.

Dansen in de kerk? Dansen in de kerk? Maar daar komt geen mens meer in de kerk! Wie zit daar nog op zondag? Ze zullen nog uit de vreemde moeten komen om ons terug te bekeren. Zwarte pastoors, zo zal het zijn. In Orp-le-Grand, dat vertelde Isidoor mij in de week, daar hebben ze al een zwarte pastoor. Het is toch niet te geloven. Pas op, die mensen daar in de vreemde, die geloven nog echt. Maar hier, hier moeten ze eerst nog eens een oorlog meemaken voor ze terug geloven. Is het niet waar?

Maar wat wilt ge, hoe voeden de mensen hun kinderen ook op? Ze laten die maar lopen langs de straat. En op school daar leren ze ook al niets meer. Vroeger, dan leerden we de Mechelse catechismus, en dat moesten we kunnen opzeggen. Maar nu, wat leren ze nu nog?

Aha, ‘t is toch allemaal fel veranderd. De mensen van vroeger zouden moeten terugkomen, die zouden ogen opentrekken. Dat was vroeger allemaal niet waar geweest.

De mensen knikken allemaal een keer, daar rond de tafel in de keuken. Het is wel waar, lijken ze te denken.

Net zoals sneeuw vervliegt onder de zon, zo is al wat goed was, ook vervlogen. Zoals de rum in de salonkast, waarvan de dop niet goed was afgesloten. Daar hebben we omzeggens niet van gedronken, en na jaren was die fles gewoon tot tegen de bodem leeg. Vervlogen. Zo vervliegt alles en dat gaat altijd maar rapper. Zoals de sneeuw die efkes valt en dan weer weg is.

Het is koud daar binnen in de keuken, daar waar ooit de oelenstoof met wild oranjerood geflakker stond te branden als buiten de vorst en de sneeuw alles deden kraken. Ik zou er wel wat dichter tegenaan willen kruipen, tegen die stoof die er niet meer is. Maar de oelen zijn op, die vindt ge zelfs niet meer. Armand, die elke winter onze kelder volschepte met zwarte kool, die man die is er ook al tijden niet meer.

De mensen in de keuken zijn weg, weg over vervlogen wegen. Ze schuifelen voorzichtig over reeds lang gesmolten sneeuw over de oude kasseien van het hof. Het is koud nu. Echt koud. Ik trek mijn jas nog wat dichter dan ze al kon zijn.

Kris Merckx, 19 januari 2021

Contacteer ons nu