Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

Sinterklaas
Helden en schurken
tijdens de Tweede Wereldoorlog

Mijn brief aan de sint

De deur van de plek was op slot, iets wat nooit het geval was. Er zat een klein schuifgrendelke aan de deur, waardoor je de deur kon afsluiten en je van de gang uit niet naar binnen raakte. Misschien stamde het nog uit de tijd dat aan de andere kant van het huis huurders woonden. Sinds ons tante de laatste huurder Charlotte daar dood had gevonden, was die kant van het huis niet meer verhuurd.

Maar die morgen was ik al vroeg naar beneden gestormd, want Sinterklaas was geweest. Weinig dingen hebben me zo’n gelukzaligheid in het leven gegeven als die dagen. Ik draaide aan de klink, maar de deur ging niet open. Ik hoorde ma, pa en pe in de plek.

We zijn alles eens aan het bezien, zeiden ze. Alsof ze wilden controleren of de sint wel de juiste levering had gebracht.

Weken op voorhand kwam de goede man met de regelmaat van de klok al eens langs om snel door het gat van de keukendeur, snoep naar binnen te gooien. De ene keer van in de mesthof langs de achterdeur, de andere keer door de deur van de plek naar de keuken. Ik mocht me haasten zoveel ik wou, maar als ik naar buiten liep om de sint nog even te zien, zag ik enkel onze pa of ma die op zo’n moment in de stal bezig waren met de koeien.

Hij ging juist onder de poort door naar buiten, zei onze pa.

Het overkwam ook ons moeder in de oorlog. Ze ging in het donker van een decemberavond naar buiten op de mesthof om daar water te halen aan de pomp. Ze had de achterdeur nog maar juist terug in het slot gedaan, of daar probeerde iemand van in de mesthof de deur terug open te duwen. Ons bomma Maria, die wat minder goedgelovig was als ons ma op dat moment, zei

Julie, laat die deur toe. Dat is niet normaal. We gaan naar de andere kant.

De andere kant, dat was en is de naam die we gaven aan de rechterkant van het woonhuis, als ge met uw gezicht naar de voordeur kijkt. Daar woonde in die tijd Fikske, een kapitein-ter- lange-omvaart te Antwerpen. Ons ma sprak zijn naam altijd met ontzag uit, want een kapitein, dat had niet iedereen in huis. Fikske die eigenlijk Victor Stas heette, was getrouwd met Delphine Bourmanne, waar de mensen in het dorp simpelweg Fine tegen zeiden.

Er was iemand aan de achterdeur, zei ons ma. Ja, zei Fikske, hier is ook aan de deur gemorreld.

Onder de poort was en is een trapje omhoog, zodat ge ook daar, via een zijdeur de andere kant binnen kan. Fikse pakte een bijl in zijn handen en zei dat iedereen achter hem moest blijven. Hij stapte geruisloos naar de voordeur, gevolgd door de rest van zijn en mijn familie...

Hij zwaaide de deur met één trek open en hakte zonder omzien met zijn bijl naar buiten. In de sneeuw waren voetstappen van grove mansvoeten te zien, duidelijk met de tippen naar buiten gekeerd. Maar voor de rest was er niemand meer. De buren zeiden later dat ze Sinterklaas en zwarte piet bij ons onder de poort hadden zien binnengaan.

Ge lacht? Korte tijd daarna viel diezelfde Sinterklaas, maar op dat moment zonder mijter of baard, binnen achter de kerk, bij tante Tine wiens man gemeentesecretaris van Hakendover was of zoiets. In elk geval: het was bekend dat daar een groot deel van de Hakendoverse gemeentefinanciën werden bewaard.

De overvallers vroegen naar geld. Omdat ze hen dat niet meteen wilde geven, bonden ze de secretaris vast en onderwijl hielden ze hem het hoofd boven het vuur van de stoof. Met een bijl boven zijn hoofd gehouden, eisten ze het geld. Zijn vrouw liep naar boven om geld te halen, maar ze verstopte toch nog een deel van het geld onder de mat.

Ons moeder heeft dat verhaal wel honderden keren verteld, maar voegde er altijd aan toe dat het slachtoffer de dader had herkend. Omdat hij vreesde dat de Duitsers hem meteen tegen de muur zouden zetten en een kogel door zijn kop zouden jagen, heeft hij de hele oorlog door wijselijk gezwegen. Pas na de oorlog, in volle repressie, heeft hij gesproken. Hij moest in Brussel de dader gaan herkennen. Ook al was zijn gezicht verborgen geweest achter een sjaal of muts, toch wist hij hem zonder pardon te herkennen. Aan zijn voeten. Grote grove mansvoeten met de tippen naar buiten gekeerd. Keust na mijn voeten!

Ons moeder heeft me altijd op het hart gedrukt om die dader zijn naam niet op te schrijven, maar het verhaal vertelde ze slag op keer. Dat waren zogezegde witten, zie ons ma dan, maar eigenlijk was dat vuil krapuul, gangsters van de ergste soort. Niet voor niks, kregen ze hun verdiende straf na de oorlog. Zelfs in Brussel zagen ze in dat deze slag witten, weinig met wit te maken had. Onkruid van het ergste soort. Gelijk zumpt op een bietenveld.

Fikske daarentegen, was de held van de oorlog voor ons ma. Toen hij bij het begin van de oorlog zijn plicht als soldaat opnam en zijn commandant hem gebood om zijn kanon op de kerktoren van Hakendover te richten, had hij geweigerd. Hij had gezegd dat ze hem alles mochten vragen, maar dat niks of niemendalle hem kon overhalen om op zijn eigen kerk of kinderen te schieten.

Toen de Duitsers in de oorlog de boerenpaarden opeisten en aan de boeren de opdracht gaven om hun paarden tot aan de kerk van Hakendover te brengen, trok hij zijn stoute schoenen aan. Kom mee, zei hij tegen mijn grootvader Sissen. Komt maar mee. Samen stapten ze de Kerkstraat omhoog tot aan de kerk.

Dit paard, zei Fikske tegen de Duitse overste, gaat terug mee naar huis.

Dit paard,
zei Fikske tegen de Duitse overste, 
gaat terug mee naar huis.

Nein, zei de Duitser.

Toch wel, zei Fikske. Hij pakte het paard bij de teugel en leidde het de Kerkstraat af, gedwee en stilzwijgend gevolgd door Sissen die ieder moment een kogel in zijn rug verwachtte. Ze trokken de biebeemd in en daar lieten ze het paard achter in een wei.

Certificaat van paard.

Fikske, die won op die manier de oorlog in zijne allene. Dat kunt ge van niet veel mensen zeggen.

Bij onze pa in Kumtich hadden ze zo hun eigen manier om met de oorlog om te gaan. Mijn pa’s nonkel Georges, den dikke, zoals we altijd zeiden, smokkelde. Maar dat bekwam hem niet altijd goed. Zo had hij eens 3 kilo boter in zijn fietstassen laten steken op hun koerke. Hij vloekte de morgen ter achter als een ketter toen bleek dat de kat ’s nachts te helft naar binnen had gewerkt.

Maar het had niet veel gescheeld of hij was in eigen huis gesneuveld, in volle oorlogstijd. Toen hij op een nacht terugkeerde van een smokkeltocht, sprong hij van achter over de muur. Hij kwam met zijn voet in een metalen emmer terecht. Ons grootvader schrok van het gekletter wakker. Hij nam zijn geweer in de hand en stapte behoedzaam in zijn nachthemd naar beneden. Er werd aan de achterdeur gemorreld. Zonder aarzelen richtte mijn grootvader, Louis Merckx, zijn geweer op de achterdeur en schoot. 

Godverdomme, riep den dikke van aan de andere kant van de deur, ik ben het.

Dat verhaal heeft mijn vader een schone keer verteld en dan gniffelde hij van plezier. Iedereen baande zo voor een stuk zijn eigen weg, in die oorlog.

Contacteer ons nu