Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

Uw hemel verdienen

Ik heb een droom gehad, zei moeder terwijl ze aan de keukentafel zat, op zondagavond als we er allemaal samen zijn. Het was niet echt een droom, maar iets dat ik deze nacht voor me heb gezien. Het eerste licht scheen in mijn kamer en het voelde heel raar. Sinds deze nacht weet ik wat de hemel is. Ik zag een grote vlakte voor mij, geplaveid met tegels gelijk hier in de keuken, maar dan spierwit. En ik marcheerde daar en daar liepen nog andere mensen, maar die zeiden niets. Op zekere moment kwam er iemand naar me toe gewandeld en die wees naar een gebouw in de verte. Het was een groot wit gebouw, iets gelijk de basiliek van Koekelberg. Mijn gedacht heb ik de hemel gezien.

Ik heb daar niet ja of neen op gezegd, alleen eens instemmend allé en dat kan goed zijn geknikt. Iedereen maakt zijn eigen hemel, peins ik. Voor mij is de hemel gelijk hier thuis komen en samen met mijn moeder rijstpap eten aan tafel met een dikke laag bruine meelsuiker op met zo van die bruin bollekes in. Suiker uit het fabriek hier verderop. Of gelijk naar de kippen kijken door het raam van de keuken of aan de ingang van de schuur staan en naar omhoog kijken naar de vorst, waar ik dit jaar nog van boven op heb gezeten om de gaten te dichten van de zomerstorm. En weet ge dat ons ma daar vroeger in haar allene opkroop om de botten stro te tassen tot in de nok van het dak, gelijk alleen zij dat maar kon. Dat is voor mij den hemel alla...

De hemel dat is geluk hebben voor altijd, zo stel ik me dat toch voor. Maar dat is niets zoals heel de dag blij rondlopen of feestvieren of op gang gaan. Geluk dat is ook altijd een beetje triestigheid, zoals ge aan de andere kant ook bij de grootste miserie nog altijd bij zijn momenten eens goed kunt lachen. Een strobreed triestigheid zoals ik voel als ik met mijn van heimwee doorweven ogen naar de laatste balen stro kijk die hier in de schuur op de grond gestapeld liggen. Waar is de tijd, zeggen ze dan. Triestigheid, ja, maar ook contentement omdat ge het allemaal hebt mogen meemaken. Zie, dat is de hemel, allé, dat is mijn gedacht.

Wat moet een mens niet al doen om zijn hemel te verdienen? Ge zei het toch altijd, moeder, ge hebt het zo dikwijls gezegd: "Als ne mens dood is, is het altijd ne goeie geweest als de pastoor preekt. Zelfs de grootste gangster is dan ne goeie mens geweest."

Mijn moeder kende de waarde van de woorden, ook al stond ze er niet altijd bij stil. Ze luisterde naar wat ze horen wou en zweeg bij wat haar niet aanbelangde. Zo wikte en woog ze de dingen die het leven maken zonder altijd te weten wat ge wilt, of waar de dingen naartoe gaan. Ze kende het gewicht van de woorden, maar woog ze niet. Daarom wogen ze soms zwaarder dan ze had gemeend. Het maakte de dingen lichter om te dragen en ge valt niet neer onder het gewicht van uw dagelijks kruis.

Wat moet een mens niet al doen om goed te doen? Gedwee en zonder wroeging keek ze op de jaren neer en met weemoed en heimwee wikte en woog ze nog steeds de daden en woorden van haar ouders, reeds jaren zaliger. Zo stil en steeds stiller klinken die in deze tijden van vooruitgang en van in haar ogen een en al verloedering. Als de kerken hun deuren sluiten en god en gebod meer en meer vervlieden in de vergane tijd. Gelijk het was in het begin en altijd, zo is het al lang niet meer. Dingen gaan en komen, dat leert u de ouderdom en de wijsheid van grijze haren.

Wat moet ge doen om uw hemel te verdienen? De 10 geboden volgen uit de Mechelse catechismus die ge nog woord voor woord uit uwe kop kende? Dat zat er in gehamerd gelijk nagels in een oude keper. Of de 7 werken van barmhartigheid volbracht?

Iedereen die u gekend heeft, weet dat ge de hongerigen kon voeden en de dorstigen laven gelijk geen ander dat kon. Bij Pasen bestelde ge genoeg taarten om een gans jaar toe te komen en een half dorp van de hongerdood te redden, alleen al maar om een ander te plezieren. En bij het binnenhalen van het stro, mocht iedereen meeschuiven aan tafel. Ge kon de mensen die hier een dag kwamen helpen toch niet zonder iets in hun buik naar huis sturen? Allé, de mensen waren toen nog content met een boterham of 2 of 3, terwijl ze nu met gemak een rekening van duizend euro of twee voor hetzelfde zouden sturen.

Vroeger zette ge wel een keer of twee op een jaar een zak voor spullenhulp op straat. Dat was de normaalste zaak van de wereld. Die clochard, weet ge nog, die kreeg bots een teloor soep en een boterham of twee voorgeschoteld, en een oude broek en een afgedankte jas en een oude fiets die al jaren in de schuur lag te verkommeren. En ge gaf hem een spiegel, borstel en kam om zijn haar eens te doen. Waar zou die mens nu zijn? Ineens was m weg. Henri Lintermans heette 'm, maar volgens Hubert was het misschien de Goddelijke Zaligmaker zelf die eens een keer kwam zien of ge als goed christenmens wel volhardt in uw goede werken. Als dat zo is, zal hem wel weten wat doen. Ge hebt u trouwens nog lang de vraag gesteld of ge die mens geen slaapplaats kon geven. Alsof het om de moeder van Onze Lieve Heer ging toen ze op zoek ging naar een plaats in Bethlehem en uiteindelijk in een stal belandde. Of zoals ge het jaren geleden ook hebt gedaan voor de Hollanders en voor de mensen van de Bouworde als die in het huis van Florine en Warke aan het werk waren. In zo'n omstandigheden was ons huis een hemelhuis van weldadigheid en warmte. We hebben de hemel al gezien, daar.

En zo zitten we al aan het derde en vierde werk van barmhartigheid: de naakten kleden en de vreemdelingen herbergen. Toen ze u in de kliniek vroegen wat ge nog deed zo, nu ge ziek en onder de voeten was, zeidt ge dat ge toch nog graag uw zieken ging bezoeken. Bij Ziekenzorg zijn en wat zieken gaan bezoeken bij hun verjaardag, dat deed ge toch nog graag, ook al kon ge zelf bij moeite nog van plaats.

En gevangenen bezoeken? Dat was misschien wel een brug te ver, tenzij ge het hebt over die egel die tussen de draad van den hof was blijven steken of het verdedigen van een mens of beest die door anderen verstoten werd. Gelijk de kloek de zorg draagt voor haar kuikens en de koe kijkt naar haar pasgeboren kalf. Zoals een poes jankt om haar doodgeboren jong en de bosduif fier neerkijkt op haar nest... zo was mijn moeder. Zoals de bijen naarstig werken en de bloesems van de lente, zo was mijn moeder. Zoals de geur van versgewassen lakens drogend in de wind en gestopte gaten in de kousen. Zo waart gij.

En de doden begraven, het zevende werk? Dat hebt ge net zoals eenieder misschien te vaak moeten doen in het leven. Bij uw broerke, Lambert zaliger, en uw vader en moeder.

Toen ik daar in de Goede Week op het dak van de schuur zat, om de gaten te dichten van de storm van het jaar tevoren, zag ik u daar lopen, zo klein en nietig daar beneden en zoals altijd druk in de weer om alles proper en schoon te krijgen voor het feest van Pasen. En ge voelde het al, daar in u, van binnen, alsof het trieste lot zich stilaan als een krop in uw keel vastzette, gelijk als was het een spin die een web weefde en weefde en elk brokske eten eigenhandig naar binnen werkte en u geen hap meer gunde. Gelijk die meneer Job uit de Bijbel, die zich afvroeg hoe hij Onze-Lieve-Heer had misnoegd om zo'n triestigheid en miserie te moeten dragen.

En met al even trieste ogen keek ik op u neer daar vanop het dak, het dak van de boerderij die altijd mijn persoonlijke hemel is gebleven. En toen ik daarboven de laatste vorstpannen vastcementeerde voor weer een volgend mensenleven, voelde ik me daar zo een beetje gelijk God de Vader die triestig kijkt vanuit den hoge naar zijn mensenkind dat met zijn eenzame kruis de weg naar Golgotha aflegt.

Ik weet niet wat een mens moet doen om zijn hemel te verdienen. Ik zou het bij God niet weten. Wat kan een mens nog meer doen? Nietwaar?

Ik had het nog willen proberen, wat ons Joosfien heeft gezegd, dat er nog één manier is om u bij ons terug te halen. Een kus geven op uw mond zoals de prinsen dat doen in de sprookjes. Moeder, het gaat u goed daar boven in den hoge. En doet ze allemaal de goeiendag daar, zegt maar tegen bomma en bompa dat ge schoon kleinkinderen en kinderen hebt en dat we elkaar nog weer zullen zien. En doet Vaes de goeiendag, en Gusta en Rik en ge ziet maar zelf wie ge daar nog allemaal tegenkomt. En zet de kommen rijstpap al maar klaar tegen de dag dat wij hier één voor één onze eigen Hemelvaart doen. We zullen voor pa en pe wel goed zorgen en voor de kinderen en kleinkinderen, de geiten, de kiekens, de eenden, de duiven en de hond.

Daar boven in de Hemel, vaart wel... En op Pasen toekomend jaar zullen we uwen kruisweg nog gedenken en voor u het glas heffen. Vaart wel! En leert ze daar maar ne keer hoe ge goei rijstpap maakt, zoals ge het aan mij nog hebt geleerd rond Kerstmis. Ze zullen nogal opkijken bij God.

En was rest ons? Ik zal haar altijd zien in de teugels van de koeien die zij zo naarstig heeft gevlochten en in alles wat haar handen hebben beroerd. In de potten en de pannen en de moor en de pas gepoetste stoof. In de vers gezeemde ramen en het frisse groen van pas geschilderde hoevedeuren.

Zoals het vallen van de bladeren alsof de lente nooit meer komen wil, zo was mijn moeder. Zoals de grond pas geploegd en ingezaaid, klaar om zorgzaam vrucht te dragen, zo was mijn moeder. Zoals de oude hoeve, huis of stronk waar men gaat langs Vlaamse wegen... . Klaar om uit te dragen wat goed was in haar leven. Zo wil ik vaak haar woorden vinden om u en haar te zeggen hoe haar kinderen, kleinkinderen, onze pa en pe haar altijd hebben bemind.

Contacteer ons nu