Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

De Kroniekschrijver

Franciscus zat neer aan de grote houten tafel in de pastorij. Zijn gezicht flikkerde onder het licht van een olielamp. Buiten kletterde de regen tegen de ramen. In het licht van de maan ontwaarde hij de kerktoren. Hij zou het werk van zijn voorganger verbeteren, het Verhaal te boek stellen. Hij dopte zijn penpunt in een pot met inkt en schreef.

“Dus zyn de voorschreeve
dry Maegden gekomen in dit dorp, ... “

De inkt trok fijne letters met kronkels en bochten over het papier, de letters vormden woorden en zinnen. Het verhaal lag nu vast, voor altijd. Zelfs al zou de laatste mens bij het Laatste Oordeel vergaan, dan nog zou het boek er zijn. En het Verhaal, een kort, klaar en waarachtig verhaal. Daar, zo spoelde het door zijn geest, bestond geen twijfel over, geen grein ongeloof.

“Hier is eenen berg ontrent dit dorp, genoemd Hoy-bout, in welken zy begonst hebben hunne begeerte in het werk te stellen: maer de stigtinge in deze plaetse was niet aengenaem aen God, die alle plaetsen niet verkiest om Tempels te bouwen in der voegen, dat alle het gene des daegs gebouwt was, wierd den volgenden nacht van de Engelen des Heeren wederom gebroken en omverre gesmeten.”

Hij vertelde hoe aan de Drie Vrouwen een plaats was gewezen waar ze hun tempel konden bouwen, een plaats die hen, zo verzekerde de ouderdom van het verhaal hem, door een boodschapper van de Heer was aangewezen. Franciscus schrok op van een donderslag, de pastorijvloer lichtte kort, met wild geflikker, op onder het weerlicht.

“Hij verhoorde hun gebed,
en door zyne grondelooze goedheyd,
heeft aen deze voorzeyde Jongvrouwen
een plaetse getoont“

Zo was het ooit gebeurd. Ze werden door het met sneeuw bedekte land geleid, de heuvelrug af tot aan de Dieperik waar de beek haar grootste haak maakt, waar het heuvelwater opwelt uit een bron. Boven op de Eenzame Heuvel stond een al even verlaten boom, ondanks het winterseizoen vol met bloesem. Zo geschiedde het op de Dertiende dag na Driekoningen, zo had eenieder het hier altijd verteld.

“Zy zaegen eenen rooden zyden Draed, omgaende de breedheyd dezer Kerk, en binnen den voorzeyden Draed, zaegen zy het gras en verscheyde kruydekens wasschen, en bloeyden met eenen zoeten en lieffelyken dauw, al oft het in den zomer hadde maer van buyten den Draed was het sterk gevrozen, en zeer gesneeuwt, naer het saisoen des tyds, mits dat het geweest winter was.

Lees hoofdstuk 7

Contacteer ons nu