Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

Paasmaandag 22 april 1680. Hakendover staat vol mensen voor de paardenprocessie. Tussen de ruiters rijden Spaanse soldaten uit de omliggende garnizoenen. Sinds de Tiense Furie van 1635 liggen zij in de streek. Overdag lopen drie dronken soldaten de herberg van Jan Michaels binnen. Jan Michaels is ongeveer zevenentwintig en herbergier. Ze drinken een pint. Ze vloeken. Ze schelden zijn vrouw uit met de woorden “putaine” en “sorcière”. Eén van de drie dringt er telkens op aan om te vertrekken. Ze trekken uiteindelijk weg richting de weg naar Leeuw.

Rond drie uur komt in de herberg van Jan Davids een van die soldaten weer opduiken. Jan Davids is ongeveer dertig en herbergier in Hakendover. De man is soldaat van het garnizoen van Zout-Leeuw. Hij is niet groot van postuur en draagt een wit-grauw wollen justaucorps. Hij drinkt en strompelt zeer dronken naar buiten. Hij dreigt de herbergier dat, als hij hem nog eens tegenkomt, hij hem zonder pardon zal behandelen. Hij neemt in het huis een voorwerp mee dat in de stukken “suelle” of “snalle” heet. De vrouw van de herbergier vraagt er herhaaldelijk om. De soldaat ontkent dat hij het heeft. Hij loopt het hele huis door. Hij gaat de kamers door en ook de zolder op. Hij jaagt ongeveer twintig aanwezigen uit de kamer naar boven en volgt hen tot op de zolder.

Diezelfde dag nuttigt de hoogmeier van Tienen het middagmaal op de kloosterhoeve Bosschellen bij Hakendover. Bij hem zijn zijn echtgenote en enkele juffrouwen. Josina Catharina de Vleeshauwer is om en bij de twintig en woont in bij de hoogmeier. Zij rijdt mee. Ook Joannes, Jan de Witte of de With, ongeveer zevenentwintig, is aanwezig. Na de noen gaan de dames in de carrosse zitten om terug naar Tienen te rijden. De hoogmeier en Jan de Witte volgen kort daarop te paard.

Tegen het vallen van de avond is het in en rond Hakendover nog altijd druk. Dan zijn drie mannen uit Hespen op weg naar het dorp. Het zijn Gilliam of Guillaume Petit, kleermaker en veertig, Carl van Rillaer en Mattheus Marlier, wever en ongeveer zevenentwintig. Op de landweg treffen zij drie zeer dronken Spaanse soldaten. De soldaten houden hen staande. Ze eisen drinckghelt. Ze blijven dreigen. In de buurt staat de carrosse van de hoogmeier. De knecht staat op de koets te zwaaien en te fluiten. De mannen uit Hespen proberen door te gaan. De dreiging blijft.

Achter Hakendover, op de grote weg, bij de plaats waar “een crucke ofte galge placht te staen” op een kleine hoogte, zien de hoogmeier en Jan de Witte tussen licht en donker van verre dat de carrosse stilstaat. “Siet, die carosse staet stil. Laet ons wat avanceren en op eenen gallop nemen,” zegt de hoogmeier. Zij spurten vooruit. Een burger uit Tienen komt aangelopen. Daarachter de knecht van de hoogmeier. De knecht roept dat er voleurs op de weg zijn. Ze wilden hem zijn goed afnemen en de carrosse aanvallen. In de dameskoets klinkt “Volg mijn heer”. De hoogmeier rijdt over het veld aan, vergezeld door een man in een blauwe mantel. De knecht springt van de koets en loopt vooruit.

Op of vlak bij de kleine hoogte vinden de hoogmeier en zijn metgezel drie gewapende soldaten of mannen in postuur. Ze hebben hun roers gespannen. Ze houden de handen aan de trekker. De hoogmeier roept herhaaldelijk “armes bas”. Hij beveelt de wapens neer te leggen. De soldaten gehoorzamen niet. Ze trekken zich over de weg terug tot op de kleine hoogte en blijven richten met gespannen hanen en de vinger aan de trekker. De hoogmeier en de comparant volgen om hen te desermeren. Opnieuw roept de hoogmeier dat zij hun wapenen moeten afleggen. De soldaten weigeren. Ze houden de schiethouding aan.

De hoogmeier lost dan één van zijn pistolen. Het is een dubbel-loops pistool, “van dobbel canon”. Twee schoten gaan onmiddellijk na malkanderen af. Eén van de soldaten valt ter aarde en sterft. Terwijl de comparant bezig is een andere te ontwapenen, wendt de hoogmeier zich tot de tweede. Deze staat nog recht met de hand aan de trekker van zijn fusil. De hoogmeier steekt hem met zijn degen. Ook deze soldaat valt neer en sterft. De hoogmeier loopt door naar de derde. Die legt zijn wapenen neer en roept om pardon. De hoogmeier zegt dat hij in handen van de justitie is en dat hem geen onrecht zal geschieden. De man wordt gevangen en naar de stad Tienen gebracht.

Nog die avond worden de twee doden naar de kerk van Hakendover gedragen. Bij het dragen wordt in de broek van één van hen de eerder weggenomen suelle of snalle teruggevonden. Gilliam Petit verklaart op 26 april 1680 dat hij het roer van één van de doodgeschoten soldaten naast het lichaam op de aarde heeft gevonden. Het roer was nog gespannen. Hij heeft het opgeraapt en aan de knecht van de hoogmeier gegeven.

De overlevende soldaat wordt nog op tweede paasdag in Tienen ingeleverd bij de cipier. De cipier heet Peeter Lowwies en is ongeveer drieëndertig. Op zijn vraag wat hij had gedaan, antwoordt de soldaat dat hij drinckgelt had geheischt. Hij zegt dat zijn kameraad wat straffer was en het par force wilde hebben. De volgende ochtend vraagt de cipier waarom hij zo vroeg op is. De gevangene antwoordt dat hij meende dat hij thuis was en dat hij zijn paard moest bestellen omdat hij de dag te voren zo dronken was geweest.

Op derde paasdag bevindt notaris Godefridus Joannes Vrancken, ongeveer dertig en notaris in Tienen, zich aan de deur van de gevangenis. Een cornet met de naam die in de stukken als Putschynen of een gelijkaardige lezing verschijnt, ondervraagt de gevangene. Hij vraagt of de gevangene weet dat zijn kameraden dood zijn. De gevangene zegt dat hij zijn eigen compagnie niet eens kent en dat hij die mannen niet herkent. Op de vraag wie zijn officier is, antwoordt hij dat het monsieur van Cour is. De aanwezigen verklaren dat zij aan- en bij- en present zijn geweest toen dit gebeurde. Na voorlezing volharden zij in hun verklaringen en tekenen. Wie niet kan schrijven tekent met een kruis. In de stukken verschijnen merktekens en namen zoals het merk van Geert Stels, het kruis van Peeter Lowwies, de naam van W. de Wijten, de mede-ondertekening van Henderick Kerckhofs en de collatie-verklaring dat het afschrift met het origineel overeenstemt, opgemaakt door H. van Cant te Hakendover.

Contacteer ons nu