Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81
Collaboratie onder het Franse bewind?
Agent municipal
Een eerste vermelding van zo'n agent te Hakendover vinden we in het jaar 1795. De geschiedschrijver Wauters vermeldt dat de 'Administration centrale du Brabant' op 5 juni 1795 ( '18 prairial an III') de inwoners van Hakendover vrijstelt van het inleveren van paarden en karren. Die zijn immers noodzakelijk voor het aanvoeren van materiaal nodig voor het herstellen van de oorlogsschade geleden in 1793 (zie hierboven) en in 1794. Over de "oorlogsramp" van 1793 lezen we ook bij Bets:
"De bijzonderheden (van de schade in 1793) leest men in een verzoekschrift toegestuurd in 1796 aan het bestuur van het departement der Dijle door H. De Waelheyns, agent der gemeente en J.-H. Van Helmont, bijgevoegden agent. Zij vragen uit oorzake der ongelukken voorgevallen in 1793 en waarvan nog niets hersteld is, dat de inwoners van Hakendover zouden mogen vrij blijven van de verplichtingen wegens het inleveren van paarden. Edoch de Burgers Chapel, voorzitter van genoemd bestuur, Torfs, Debériot, Durondeau, Bataille, leden, Lambrechts, commissaris, en Delcambe, secretaris, bijeenvergaderd te Brussel, den 22n April 1796, geven tot antwoord dat de redens, in genoemd verzoekschrift voorgesteld, niet verdienen in acht genomen te worden. De inwoners moeten zich die fransche beleefdheid getroosten en kost wat kost aan de commissarissen der Republiek voldoening geven.."
Het blijft moeilijk deze twee feiten te rijmen. Hebben de Fransen anno 1796 hun eigen bepaling van een jaar eerder reeds herzien? Feit is dat de Fransen de veroverde gebieden steeds meer gaan beschouwen als een wingewest en de ene oorlogsschatting volgt de andere.
De Sint-Sebastiaansgilde
Toch is dit laatst genoemde verzoekschrift nog om een andere reden opmerkzaam. "Agent municipal" H. De Waelheyns wiens naam op diverse schepengriffies uit de Franse periode voorkomt, zien we in dezelfde periode ook opduiken als hoofdman van de gilde. Is het vreemd om hem zulk een verzoekschrift te zien schrijven als het schuttershuis mogelijk één van de tien gebrandschatte huizen is? Dat dit meer is dan louter speculatie bewijst de vergelijking tussen de samenstelling van het Hakendoverse gemeentebestuur en de leden van de gilde in vermelde periode. De schepengriffies zijn op vermelde data door hen ondertekend.
Gemeentebestuur
"21 Pluviose an 13J. B. Dewaelheyns5 thermidor an 13J.B. Dewaelheyns, maireH. Dewaelheyns... VerhaegenS. KinnaerW. Goeyens... Loereyne...Commune de Wulmersum28 pluviose an 11J. B. DewaelheynsJ. PierléH. DewaelheynsG. DewaelheynsJ. ReijsermansJ. VandenboschG. StevensElders zien we opduikenJ.B. Van Autgaerden, notaire public (zie hierboven)J.B. Dewaelheyns, maireJ.B. Melaerts, adjoint..."
Een akte van overeenkomst van het jaar 1800 opgenomen in het gildeboek van de boogschuttersgilde van Sint-Sebastiaan handelt over de bouw van een nieuw schuttershuis. De volgende personen ondertekenen de akte:
"H. Dewaelheyns hoofman
Jaspar Melot
J.B. Dewaelheyns
J. Pierle als deker
Henricus poelmaens
Ledenlijst van de Sint-Sebastiaansgilde van 1785...
Gillam De Wallens
Ledenlijst van 1792
Jan Peijssens
Josephus Pierlé
1797...
Jan Baptista De Waelhijns
Gillam Stevens
Ledenlijst van 1802
Joannis Melaerts...
Wauter Goeijens...
P. Verhaegen
G. De Waelheijns"
Servatius Kinnaer duikt eveneens op in het gildeboek. Op zijn overlijdensakte (22/12/1834) staat dat hij "lid van de gemeynte raed" was. Terwijl over gans het land goederen van gilden worden aangeslagen en publiek verkocht, gebeurt dit niet in Hakendover. De Sint-Sebastiaansgilde van Tienen wordt ontbonden en al haar goederen verbeurd verklaard, maar de gilde van Hakendover blijft ongeschonden eigenaar van haar bezittingen. Meer nog, in 1800 besluiten ze tot de bouw van een nieuw gildehuis op een stuk grond grenzend aan het huis van Servaes Kinnaer, een lid van de gemeenteraad! Henricus Vollon die het huis bouwt op een stuk grond toebehorend aan de gilde is tevens 'Confreer' m.a.w. lid van de gilde. Hij moet jaarlijks vijftien gulden betalen en tevens opdraaien voor "de rente en erfpachten ofte chijse die er tegenwoordig op staen" en "alle grondlasten die er tegenwoordig op gevraegt worden oft oijt süllen gevraegt worden". Ze maken zich zelfs helemaal geen zorgen over de bedenkingen die de Franse gezagvoerders bij zulk een regeling zouden kunnen hebben want Henricus moet ook "alle hüijslasten ... van eventuelelogementen van militaeren" dragen. Als gemeenteraadsleden kennen de 'Confreers' uiteraard allerlei achterpoortjes om aan Franse opeisingen te ontkomen. Is het misschien daarom dat het gildehuis niet meer "pebulijck verhurt" wordt zoals dat voor de Franse tijd het geval was? Wie zulks durft aanklagen, kan natuurlijk rekenen op pesterijen van de gemeenteraadsleden.
Nergens vinden we in het gildeboek een vermelding over de belangwekkende politieke veranderingen die zich voordoen. Terwijl de schepengriffies steeds in het Frans worden opgesteld, vullen dezelfde personen het gildeboek aan in het Nederlands. Frans is nu de officiële taal. De vraag kan gesteld worden of de gemeenteraadszittingen ook in het Frans verliepen. Hoe staat de bevolking van Hakendover tegenover het gemeentebestuur? Reeds in 1768 is ene Franciscus Dewalhens schepen in de heerlijkheid Hakendover en Wulmersum. Die familie vervult dus blijkbaar reeds langer een aanzienlijke rol in beide dorpen.
Burgerlijke stand
Geboorten, huwelijken en overlijdens worden in het gemeentehuis geregistreerd terwijl dit tot noch toe een taak van de parochiepriesters was. Het huwelijk is voortaan een burgerlijk contract en echtscheiding is mogelijk. Velen weigeren deze familiegebeurtenissen te laten registreren en slechts met mondjesmaat komt men aangifte doen.
"uittreksel uit het geboorteregister van de gemeente Wulmersum, Departement van de DijleEcht verklaard voor hetgeen volgt.ten jare 1770, 15e dag van de maand juni is gedoopt Lambertus Quaethoven, wettige zoon van Franciscus Quaethoven, en Maria Lenaerts, dewelke getrouwd zijn in deze parochie.De getuigen Lambertus Fellendaets en Anna Gertrudis VrienenAfgeleverd op het gemeentehuis te Wulmersum de 8e Thermidor jaar onze (11) (= 27 juli 1803) getekend J.B. DewaelheynsBurgemeester"
Bosschellen en Beens
Een nieuw belastingwezen o.a. grondbelasting moet de Franse staatskas spijzen. De adel ontneemt men elke mogelijkheid tot verrijking; adellijke titels evenals heerlijke rechten worden immers afgeschaft. In september 96 komt de clerus aan de beurt: de meeste religieuze orden en congregaties worden opgeheven en hun bezittingen in beslag genomen. Hauffman, 'le représentant du peuple près de l'armée de Sambre-et-Meuse belast de stad Tienen en het bijhorend kwartier met een oorlogsschatting van 400.000 pond te heffen op de clerus, kloosters, geprivilieerden en grootgrondbezitters (besluit van 24 september 1794). Tienen betaalt een vijfde van de schatting. Van de hoeve Bosschellen toebehorend aan de Orde van Malta 'worden 6 bunders en 4 roeden grond en weiden door de Franse vertegenwoordiger van het volk, Hauffman verkocht voor 15.000 pond, de som waarvoor ze belast was. Al de goederen van de orde worden door de Franse republiek verbeurd verklaard. Op 13 februari 1800 worden 89 bunders en 3 dagmalen grond en weiden verkocht aan François Tiberghien uit Parijs voor de som van 32.000. (...) Vervolgens wordt de hoeve eigendom van de ouders van Julienne Henriette Gislaine, grtavin Cornet de Grez, echrgenote van Ferdinand Adolphe Gislain, bruggraaf de Beughem de Houthem.' Het Hof te Boydens eveneens op het grensgebied met Wommersom en toebehorend aan de Witte nonnen van Vrouwwenperk, wordt samen met 110 bunders en 3 dagmalen verkocht aan senator Michel Laurent Sélys Longchamps.
Pastoor Davidts
In 1797 moet de seculiere geestelijkheid haar 'loyaliteit' aan het regime betuigen. Priesters moeten haat aan het koningschap zweren en trouw aan het Franse regime. De meeste weigeren dit en velen duiken onder. De priesters die zich laten klissen door de Franse gendarmerie staat een deportatie te wachten. Jan Hubertus Sweerts van Hoegaarden en pastoor Vande Wijer van Goetsenhoven duiken onder en brengen in het geheim de communie aan zieken en stervenden, bij geboortes worden kinderen "ten huize verzekerd" m.a.w. ze ontvangen het nooddoopsel. Zij kunnen rekenen op de steun van de lokale bevolking. Andere priesters zoals Jozef Verck (Oorbeek) en Frans Colpaerts (Meldert) worden verbannen. Volgens Bets wordt Jan-Baptist Davidts, pastoor van Hakendover sinds 1784, gedeporteerd naar het eiland Rhé, waar hij op 22 februari 1799 aankomt.
Dit is de Besloten of Beloken Tijd. Kerken worden gesloten: sommige doen dienst als stal voor de paarden, andere als magazijn, weer andere worden cultusplaats van de Godin van de Rede. We geven van elk een voorbeeld. Hous vermeldt in zijn 'Leuvense Kroniek' : "In de kerck van de gewesene carthuysers werden ses ovens gemaeckt door de Franschen" en "de stal (kerck)..." De O.-L.-V.-ten-Poelkerk te Tienen is tussen 24 september 1797 en 16 mei 1802 'Tempel van de Rede'. Frans de Ridder schrijft over deze kerk in 1922: 'Toen kwam er een heillooze tijd voor de kapel, gelijk voor alle godsdienstige instellingen. De overheerscher ontbond de vereeniging der wereldlijke klerken. De beneficiën werden afgeschaft, hun goederen en inkomsten verbeurd ten bate van den staat, de rectors der altaren verstrooid en erg vervolgd. ...
Ongeveer één jaar later, den 27 Augusti 1798, veranderde de municipaliteit der stad het heiligdom in tempel der wet en der rede, om er op zijn republikeins, republikeinsche feesten te vieren, die vol waren van de grofste injurien voor die goede seden ende van de scandaleerste blasphemien teghen den heylighen godsdienst."
Kapel van OLV ten Steen
De kapel van Onze-Lieve-Vrouw-ten-Steen wordt vermoedelijk reeds door de Oostenrijkers ingericht als poedermagazijn. In 1795 voeren de Fransen het kruit weg, maar de eredienst in de kapel blijft verboden. Toch blijft de devotie rond dit folkloristisch bede-oord bestaan. Iedere avond bidden de gelovigen er de rozenkrans. Aanvankelijk laten de Fransen de toestand begaan en het komt zelfs zo ver dat er opnieuw eucharistievieringen doorgaan. Op 13 januari 1798 maken de agenten Meys en Simons een inventaris op van de kapel en stellen ene Karel Ramaeckers aan tot bewaker van de kapel. Deze laat echter nog steeds de verering in de kapel toe.
Om paal en perk te stellen aan deze situatie gaan de 'Fransen' op 7 juni 1798 tot de actie over. 'Op Sakramentsdag van het jaar 1798 was een grote menigte naar Onze-Lieve-Vrouw-ten-Steen gekomen om tot de H. Maagd en Sint-Maurus te bidden. De goddeloosheid en de roverij die met de Franse republikeinen verstrengeld waren in hun haat tegen alles wat vroomheid en godsdienst betrof, waren kentekenend voor het regime: alle erediensten werden verboden. De Franse gendarmen , onder leiding van de fameuze Tiense politiecommissaris Gilelmus Van Mechter, bijgenaamd 'de schele', stormden zonder enige waarschuwing de kapel binnen. Met stokslagen, met bijlslagen, met stoelen en met geweerstoten werd het volk teruggedrongen en een weerzinwekkende verwoesting in de kapel aangericht. De nieuwe beeldstormers maakten zich meester van het huis van de kluizenaar en roofden er spaden, hamers, mestvorken enz. ... Met deze gereedschappen gewapend, braken ze, met een ongewone furie bezeten, het hekken open dat het beeld van de Goddelijke Moeder beschermde, verminkten het beeld en hakten het in stukken. Daarna wierpen zij de brokstukken verspreid ver weg om er zeker van te zijn dat elke herinnering aan het beeld daardoor zou vervagen. Vromen vonden echter menige brk van het beeld en beschouwden het als een relikwie. Met de stukken, die de slagen werstaan hadden, kon men later het beeld gedeeltelijk terug samentellen. De herinnering aan deze gebeurtenis werd in een van die tijd daterend chronogram veatgelegd:
eXsaXo MarIa per IConoCLastasheU! In frUsta VetUsta DetUrbata (1798)"
Johannes Maes, knecht van de kluizenaar Henri Snijders (Monfré), Lambertus Soetaerts, Philippus Van Gehuchten en Hubertus Peyssens maken de inval van de Fransen mee:
"... ten eersten moest de kerck geslooten worden, danheeft het volck hunne devotie van buyten de kerck getoont met lezen van den H. roosenkrans, dit is wederom verboden en achtervolgt maar het volck heeft daarom niet gelaten van in stilte te bidden, sij hebben dat niet kunnen verdragen, sij sijn met een rasernij gekomen op hoogweerdigdag den 7 juni in 't jaer 1798 naer middag omtrent half drij en hebben het belt soodanig met hun wapens gekapt en geschandeliseert dat daer geen gedaente van beldt te zien en waer nogtans bleef den steen geheel in den muer en die dit schelmstuk bedreven waeren de fransche provoegten met eenen borger van de stadt met name Gilelmus van Mechtel, maer de devotie heeft daarom niet vermindert wandt niet daedelijk was dit geschiet of een ieder liep er naer toe om alle stuckskens en brieselingen op te raepen en hielden dit als reliqui in hunne huizen, sij raepten tot den kalck van den muer van 't miraculeus om dat beldt te bewaeren al is het geheel geschandeliseert maer van uyt den muer te doen tot dat deze verwoestinge sullen ophouden om dan het tot meerdere glorie en devosie op syne vorige plaets te stellen..."
Korte tijd later op 3 oktober 1798 wordt de kapel met de aanpalende kluizenaarswoning, boomgaard en tuin als nationaal goed openbaar verkocht aan Maria Catharine vanden Berghe de Hauthem. In 1804 komt zij te overlijden en door erfenis komt Philippine Caroline Brigitte Ghislaine De Wyth de Waterford, geboren Gravin de Villegas De Clercamp in het bezit van de kapel.
Dertienmaal
Voor de Franse omwenteling gaat het Dertienmaal tot aan het klooster der Wittevrouwen in Grimde, alwaar zich een mirakuleus Christusbeeld bevond . 'De 29ste maart 1800 wordt het klooster openbaar verkocht voor 24.000 livres aan Alexis l'Eveque uit St. Amand (Département du Nord). De kapel wordt volledig afgebroken en de bijzonderste kloostergebouwen worden tot burgerwoning omgevormd. (...) Het vroegere klooster komt in 1806 in het bezit van de weduwe Philippine, Caroline, Brigitte, Ghislaine De Wyth de Waterford, geboren Gravin de Villegas De Clercamp.'
Het christusbeeld zou reeds van in 1798 verhuisd zijn naar de woning van de familie de Wyth. Door toedoen van pastoor Deshayes wrodt het beeld 5 jaar later overgebracht naar de Sint-Germanuskerk. Door het Concordaat van 1802 (zie volgende aflevering) kan de men de cultus van het beeld weer koppelen aan het Dertienmaal. De afstand tot aan de kerk van Sint-Germanus is echter veel te groot en daarom wordt het traject ingekort tot aan de O.-L.-V.-ten-Steenkapel.
Wat gebeurt er met de kerk van de Goddelijke Zaligmaker? Wellicht moet ook onze kerk zijn deuren sluiten en is de paardenprocessie uit den boze. Immers, tal van paarden zijn door de Fransen als oorlogsschatting opgeëist. Weer rijst de vraag over de houding van de bevolking tegenover het toenmalige gemeentebestuur. De dochter van schepen Servaes Kinnaer zou later pastoorsmeid zijn van -vermoedelijk- de pastoor van Eliksem. Uit die tijd stamt een bank in Lodewijk XV-stijl waarvan wordt verteld dat er een priester in verborgen zat terwijl Franse soldaten er op plaats namen. Deze bank is tot heden ten dage in het bezit van de nakomelingen van de familie Kinnaer. Het enige wat we met zekerheid kunnen zeggen is dat kerk en 'kerkengrond' en pastorij nationaal goed worden. Voortaan zal de gemeente deze gronden en gebouwen beheren. Hoe ons gemeentebestuur tegenover de spontane uitingen van volksgeloof stonden, is niet bekend. Staan zij oogluikend toe of onderdrukken ze kordaat elke devotie? In 1811 (!) worden 19 stukken grond van de Hakendoverse kerkfabriek evenals 'drij boinders' van de Sint-Dionysiuskapel van Wulmersum openbaar verkocht in Brussel: "dese goederen beneffens eenige andere boinders als oock drij boinders competerende de cappelle van Wulmersum zijn in't jaer 1811 publiek en onwettelijk te Brussel vercogt 9 jaeren naer de Weth 7 Thermidor jaer 11".
Is het toeval 'Henricus Dewaelheyns' driemaal te zien opduiken als 'reengenoot'? Naast hem zien we ook de namen van Gillam Stevens en Jasper Melot...(zagen we die niet reeds eerder?). Een opsomming van de verkochte gronden:
"een half boender lant regenote de wed: rega in twee de Straete van haekendover naer esemael daer loopendeanderhalf daghmael regenoeten den wegh .... de taefel haekendover ...der daer ende wed: pijsenseen half boender op den klijnen cauter regenoete chantray en vrouwparckeen half aen den bebemt en de vloetgrachteeen boender aen de Savelcuijt kuijt regenoete cabbeeck de abdij van linte(r) in tweeeen boender onder esemael regenoete dew: rega jasper melot en de taefel van thinevijf daghmael aen de cruijbemden regenoete chanterij en tweeeen half boender onder onder wulmersum regenoete de taefel van thiene henricus de waelheijns in twee ende renier ....twelf groot roede en half onder goetsenhoven regenoete de abdij van hijlisem de taefel van thine ende barbedaeleen halboende onder wulmersum regenoete renier voewe en de ergenaeme dew: ... ende hendriek de walheijnsvijf daghmale regenoete de wittevrouwe van thine en gillam stevens en henricus snijders*een boender onder meer regenoete jan pijsens jacobus notelaersses daghmael in de meerschedel regenoete de taefel van thine jan melaerts en henricus de waelheynstwelf groot roede op den keijbergh regenoete anthon de waelheijns en jan pijsensdrij daghmael op den trenihe regenoete vrouparck en herdrick holsbeecktwelf groot roeden in den craenpoel regenoete den: ... en vrouwparck en chanterendrij daghmael onder wulmersum regenoete het closter oriente (?) en wittevrouweeen half boender onder thine regenoete de ... daer door gaende barberendael in tweeeen daeghmael regenoete de taefel van thine renrier voewe en de seijpeonderhalf daghmael onder de savelcuijt regenoete gabril leemans het clooster van linter"
Maurice Kinnaer herinnert zich i.v.m. met de verkoop van kerkegrond een verhaal dat hij nog van zijn grootvader vernomen heeft
"...indertijd hai ter ne Steëvens, Peke Stevens -Petrus- of da de kinderen taige de grootvader peke zaie, 5 of 6 hectaren grond tijdens de Franse Revolutie gekocht van de kapel van Wulmersum. Hij werd door de priester in de kerk te Hakendover aangevallen vanaf de preekstoel, die zegde zonde naam: 'Ik zie ze zitten, ik zie ze zitten, die het Zwart Goed gekocht hebben.' De priester wilde hem niet doen biechten. Hij ging in Tienen bij de paters - maar vraagt mich niet dewelke (...)- dei ha da gekocht voor 20 of 25 Gouden Louis tijdens de Franse Revolutie (...) dan hai ter vanuit schaamte en uit dinge teruggegeëve an de kerk. ( Da's kerkegrond geblaive?) Da's kerkegrond van Hakendeuver.(...) Da was (voor-dien) grond van de kapel van Wulmersum. (...) Ich wieët niet of ter ze gald teruggehad hai of w:at."