Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

De volksmissies in Hakendover

Volksmissies 1920.

Verdieping

Wat hield zo'n volksmissie nu eigenlijk in? Twee of meer paters kwamen gedurende een tiental dagen naar een parochie voor een reeks preken en godsdienstige oefeningen en plechtigheden. Doel was het godsdienstig en zedelijk leven van de parochianen te verdiepen en te vernieuwen. Of zoals we het kunnen lezen in het missieboekje van de Paters-Passionisten:

  1. voor de goede kristenen: een verdieping van hun kristelijk leven
  2. voor nalatigen en onverschilligen: een spoorslag tot meer vurigheid
  3. voor hen die in zonde leven: een enige kans om weer op te staan en gelukkig te zijn

In hedendaagse termen zouden we kunnen stellen dat de kerk beoogde haar greep op de volksmassa te verstevigen. De voksmissies ontstonden immers tijdens de Contrareformatie in de 16e en 17e eeuw, die verdere scheuringen binnen de Kerk trachtte tegen te gaan. Het kerkelijk wetboek van 1918 stelde voor om minstens om de tien jaar zo'n missie te organiseren in elke parochie. Na de tweede wereldoorlog verwaterde dit gebruik enigszins om te worden vervangen door parochiebezinningen, liturgische misweken... Hier en daar gaan soms nog volksmissies door, zij het onder een andere vorm. Het omvat nu een soort van doorlichting van het godsdienstig leven in de parochie.  In Hakendover gingen in deze eeuw de volgende missies door:

  • december 1910: Minderbroeders
  • 13 - 22 maart 1920: Ladislas en Michaël, Minderbroeders
  • 20/02 tot 02/03 1937: Leopold Joos en Jozef de Weirdt, Redemptoristen
  • 14 - 24/03 1946: Angelus en Leo, Passionisten
  • 26/02 - 08/03 1953: Achiel en Osmond, Passionisten
  • 03/03 - 12/03 1963: W. Janssens en R. Debeir, Redemptoristen
  • (vonden er nog meer missies plaats?)

Keuze

Volksmissie van 1937 "De straat is een slechte school".

In België was het veelal de parochiepriester die in samensprak met de deken een missie aanvroeg bij een "gespecialiseerde" priestercongregatie. De keuze van een bepaalde congregatie was meestal afhankelijk van de priester. Ofwel volgde men de bestaande gewoonte en koos men voor een congregatie die reeds vroeger in de parocie gepredikt had. Ofwel volgde de priester zijn "persoonlijke" voorkeur. Dit laatste gebeurde in Hakendover:

  • E.H. Van Hemel: Minderbroeders
  • E.H. De Caluwé: Redemptoristen
  • E.H. Verlinden: Passionisten
  • E.H. Hoegaerts: Redemptoristen

Congregatie

Volksmissie van 1946 - Pater Angelus.

In de loop van de 17e en de 18e eeuw werden met het oog op (o.a.) het organiseren van volksmissies priestercongregaties opgericht. We vermelden: Redemptoristen, Passionisten, Lazaristen... Ook Minderbroeders en Jezuïeten werden hiertoe gevraagd. We lichten deze verschillende congregaties even toe. De Lazaristen ("congregatio missionis") werden in  1625 opgericht door Sint-Vincentius a Paulo. Zij ontlenen hun naam aan de leprozerij St.-Lazare, waar zij verbleven van 1632 tot 1792. Hier werden lezingen gegeven, priesters opgeleid en moeilijk opvoedbare rijkeluiskinderen gehuisvest. Door dit laatste zullen zij wellicht heel wat ervaring hebben opgedaan! De Redemptoristen of de "Congregatie van de Allerheiligste Verlosser" ("Congregatio Sanctissimi Redemptoris CSSR") werden in 1732 door Alfonsus de Liguori gesticht met het oog op volksonderricht in zogenaamde volksmissies.

Passionisten of de "Congregatie van ongeschoeide  geestelijken van het  Allerheiligste Kruis en Lijden van Onze Heer Jezus Christus", werden in 1721 door de H.-Paulus-van-het-Kruis opgericht. Naast de drie traditionele geloften leggen zij de gelofte af de  verering van Christus' lijden te verspreiden. Als eeuwigdurend teken van rouw dragen zij een met leren riem omgorde zwarte tuniek. Op hun borst dragen zij een passie-embleem (een hart met een kruis erop) met daarin de tekst "het lijden van onze Heer Jezus Christus".

Klantvriendelijk management

Volksmissie van 1953

Achter de organisatie van zo'n volksmissie stond een gans "klantvriendelijk management". Dat blijkt zeer duidelijk uit het "missie-directorium" van de paters Passionisten. Dit was een overzicht van alle regels en voorwaarden waaraan de paters-missionarissen waren gebonden. Het XXXste Generaal Kapittel (1914) had beslist dat elke "provincie" (binnen de congregatie) zo'n directorium moest opstellen.

Een aanvraag voor een misie diende altijd te worden doorgegeven aan de Hoogeerwaarde Pater Generaal of Provinciaal, die daarna de paters-missionarissen aanduidde. Volgens de Heilige Regel werd zo'n missie meestal door 2 missionarissen gepredikt (bij stadsmissies zoals in Leuven en Tienen waren er soms 6 tot 7 paters). Het was zeer nuttig niet alleen te zijn: "De gezel is de waakzame getuige en de trouwe bewaarder onzer deugd, een wijze raadsman in twiujfelachtigheden, de liefdevolle berisper onzer tekrotkomingen, de bescheiden vertrouweling aan wie men zijn hart opent, de arbeidzame en ijvervolle medewerker in onze geestelijke bedieningen, de wettige vertegenwoordiger der Congregatie aan onze zijde, m.a.w. volgens de uitdrukking van onzen Heiligen Stichter, onze Engelbewaarder.

We kunnen deze passage slechts ten volle begrijpen als we beseffen dat één van de paters die op missie werd gestuurd tot missie-overste werd aangesteld. Deze overste was veelal de oudste en de meest ervaren van beiden. Zijn gezag over de andere(n) gold voor de duur van de missie. De andere pater(s) mocht(en) niets op eigen houtje ondernemen en bij hun vertrek dienden zij hem volledige gehoorzaamheid te beloven. De missionarissen dienden "onverschillig" te zijn t.o.v. hun metgezel en de plaats waar ze naartoe gestuurd werden ("onverschillig" in de betekenis van: geen voor- of afkeur laten blijken).

Opleiding

Na hun studie  in de theologie (godgeleerdheid) kregen zij een jaar "eloquentia" (welsprekendheid) wat hun van pas kwam bij het opstellen van preken en bij het prediken zelf. De missionarissen moesten hun preken grondig voorbereiden en er "gedurig aan werken in de eenzaamheid van de kloosters" want "middelmatige bekwaamheid bij een aanhoudend en hardnekkig werken brengt veel meer in't missieambt tot stand dan grotere talenten, die zch niet tot den arbeid weten te binden". De H.E.P. Generaal of Provinciaal duidde 2 theologen aan die de opgestelde preken moesten nalezen. Deze examinatoren mochten elementen veranderen en weghalen of verbeteren wat onpassend of strijdig met het geloof was. Het opstellen van preken alleen was natuurlijk niet voldoende. De paters dienden zich "innig van de heiligheid van hun taak te doordringen".

Opening van de missie

De overste van de missie moest er op aandringen bij de parochiepriester een programma te laten drukken en een exemplaar aan elk huisgezin te bezorgen (of dat in Hakendover is gebeurd, weten we niet. Op de afgebeelde missieprentjes lezen we steeds "Aandenken aan...")De opening van de missie moest zo plechtig mogelijk verlopen. Het missie-directorium geeft hiervan een zeer gedetailleerde omschrijving:

"de geestelijken en de koorknapen begeven zich processiegewijze, onder het bidden van den rozenkrans of het zingen van eenig godvruchtig lied (miserere) naar den ingang van de kerk. De paters-missionarissen waarvan de overste het missiekruis in handen heeft, treden te voorschijn; zij plaatsen zich voor de geestelijken der parochie, na de misdienaars, die vooropgaan en de processie keert terug naar het koor der kerk. Aan den ingang van het koor tussen de paters en de geestelijken de voeten van het christusbeeld; een andere Pater neemt het kruis uit de handen van den Overste, en houdt het hoog genoeg opgeheven, dat al 't volk 't kunnen zien, terwijl de Overste het "Veni Creator" aanheft. Na 't daarop volgend gebed wordt het kruisbeeld naar den preekstoel gedragen, waar de overste der missie een openingspreek gaat houden."

Eén van de eerste elementen die men het volk moest duidelijk maken was dat ze hen een grotere godsvrucht voor Jezus' bitter lijden wilden inboezemen. Bij het begin moest men het volk ook meedelen welke aflaten aan het volgen der Heilige Missie verbonden waren. Pas op het einde echter mocht men hen zeggen dat het bijwonen van 5 oefeningen voldoende was voor het verkrijgen van een volle aflaat, "daar de gelovigen zich anders misschien te gemakkelijk van het bijwonen der preeken zouden ontslaan."

Men moest de gelovigen ook bijbrengen dat zij:

  1. gedurende de missie geen zonde (en zeker geen doodzonde) mochten bedrijven
  2. van nu af aan met de gewoonte der zonde moesten afbreken
  3. moesten bidden voor het welslagen der missie

Uurrooster

De overste der missie moest in overleg met de pastoor het uur van de verschillende oefeningen vastleggen. Een algemene regel hiervoor bestond niet, maar men moest rekening houden met de omstandigheden, het werk, de seizoenen en de uren dat de meeste gelovigen konden komen. Niettegenstaande dit alles was er toch een gewoon uurrooster in voege, waaraan de overste zich zoveel mogelijk moest houden.

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       

Activiteit Tijd
Lever 5 h.
Première Messe 5 1/2 h.
Confessions 5 1/2 h. - 7 h.
Déjeuner 7 h.
Dernière Messe 7 1/2 h.
Confessions, prière, étude 8 1/2 h. - 10 1/2 h.
Meditation 10 1/2 - 11 h.
Instruction aux enfants 11 h.
Dîner 12 h.
Repos 1 1/2 - 2 1/2 h.
Confessions, prière, étude 2 1/2 - 6 1/2 h.
Souper 6 1/2 h.
Salut 7 1/2 h.
Coucher 9 1/2 h.

De missionarissen mochten hun missieprogramma echter niet overladen zodat er nog tijd overbleef voor hun eigen gebeden. Zo moesten zij 's morgens minstens een half uur mediteren, "dikwijls" het Heilig Sacrament aanbidden, zo mogelijk iedere dag de kruisweg doen, 's avonds de rozenkrans bidden en "geestelijke lezingen" doen. Tijdens de dienst moesten zij zoveel mogelijk op het koor blijven (waar zij zich met de grootste eerbied moesten gedragen, en geen nutteloze gesprekken voeren) en niet in de sacristie "om het volk geen ontstichting te geven".Het middagmaal met recreatie mocht max. 2 uur duren, het avondmaal met recreatie max. 1 uur en half. 's Avonds mochten zij max. tot half elf in gezelschap blijven. De overste diende ervoor te  zorgen dat er tijd was voor 7 uur nachtrust (en het slapen diende te gebeuren met het kleed aan!!)

Huisbezoeken

De paters legden huisbezoeken af. Mits de pastoor en de overste het raadzaam achtten, werden alle huizen bezocht, maar men mocht het nooit doen als tijdverdrijf. Het doel van het bezoek was de mensen uit te nodigen. Ook de zieken werden bezocht en men deelde hen ook mee dat ook zij mits een communie, een biecht en gebeden een volle aflaat konden bekomen.

Verloop van de missie

Iedere mogen, voor de onderrichting, hield men een "paasie-beweegreden" van omtrent vijf minuten. Vele gelovigen waren echter niet bekwaam om te "overwegen" en daarom werd het vaak vervangen door vurige gebeden die iedere morgen werden herhaald.

"Mijn Jezus, ik dank U, omdat Gij voor mij aan het kruishout gestorven zijt! Mijn Jezus, barmhartigheid! Mijn Jezus, ik vraag u vergiffenis over mijn zonden, die de oorzaak van Uw lijden geweest zijn! U, mijn lijdende Zaligmaker, wees mijne liefde! Wij aanbidden en looven U, Christus, omdat Gij door Uw kruis de wereld verlost hebt! Eeuwige vader, ik offer U het kostbaar Bloed van O.H. Jezus Christus, tot uitbuiting mijner zonden, en tot verheffing van onze Moeder de H. Kerk (voor de bekeering der zondaars en tot lafenis der zieken van het Vagevuur)."

Belangrijk was ook de biecht te horen; waarvoor biechtdagen werden vastgelegd, evenals het catechismus-onderricht aan kinderen (meestal om 11 uur, na school). Misschien waren er hier zelfs repingen voor de congregatie, "want op zoo een maagdelijken grond walt het zaad van Gods woord niet licht vruchteloos." 's Avonds na het lof werd de zondaarsklok geluid om de zondaars uit hun zieleslaap te wekken. Er werd de gelovigen gevraagd om dan in groep door de straten te trekken om 5 onzevaders en 5 weesgegroetjes te bidden voor de bekering van de zondaars. De avondpreken behandelden meestal de volgende onderwerpen: ziel, doodzonde, dood, oordeel, hel, onkuisheid, ergernis, Gods barmhartigheid, versteendheid in het kwaad, biecht, Onze-Lieve-Vrouw, hemel, volharding.

Bij de aanvang der missie hanteerde men best "wakkerschuddende onderwerpen". Op het einde der Heilige Missie, evenals op het einde van elk sermoen, "vertrouwen-inboezemende", om het vertrouwen van de zondaars op te wekken.  Het was belangrijk (minstens ) één grote preek te houden over Jezus'lijden. In de ceremonie van Onze-Lieve-Vrouw diende men zoveel mogelijk de godsvrucht voor de Lijdende Moeder op te wekken. Als middel om te "volharden" gaf men de volgende: "de naaste gelegenheid van zonde ontvluchten, dikwijls tot de Heilige Sacramenten naderen, bidden 's morgens en 's avonds, en vooral op 't ogenblik der bekoring een grote godsvrucht tot het bitter lijden, dikwijls de kruisweg doen of de rozenkrans der 5 wonderen bidden,..."

Hoe moet ik de H. Missie volgen?

  1. Ik zal geen weerstand bieden aan Gods inspraken.
  2. Ik zal het woord van de missionarissen aanhoren als komend van God zelf.
  3. Ik zal al de oefeningen volgen, waarij ik tegenwoordig kan zijn, zowel 's morgens als 's avonds.
  4. Ik wil, gesteund door Gods genade, met de zonde afbreken
  5. Ik zal een openhartige en rouwvolle biecht spreken, als het ware de laatste van mijn leven.
  6. Ik zal tenminste eenmaal te communie gaan, zo waardig mogelijk.
Wat kan ik doen voor het lukken der H. Missie?
  1. Het goede voorbeeld geven, vooral tegenover de geburen.
  2. Anderen meebrengen, en diegenen die bij mij in dienst zijn alle gemak bieden de H. Missie te volgen.
  3. Over de missie spreken, vooral met hen die ze nodig hebben.
  4. Elke dag bidden dat de H. Missie zou mogen lukken voor iedereen.
  5. Bidden voor de missionarissen, dat ze de harten zouden mogen raken vooral van de afgedwaalden.
  6. Een of andere communie opdragen voor onverschilligen uit zijn familie of straaat.
Indien het nodig bleek kon men ook een "processie" houden. Hierin diende alle wereldse vertoon als paarden en muziekkorpsen (toegelaten waren wel 4 à 5 muzikanten) vermeden te worden.
Contacteer ons nu