Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

Suikerbollen en geschiedenis

Nonnekes zijn anders

Moeder-overste Zuster Jeanne

Hebt ge een suikerbol gegeten? 

vroeg de moeder. De moeder, dat was geen echte moeder, want ze had geen eigen kinderen. Het was zuster Jeanne, de overste van de nonnekes van de Zustersschool langs de Hollestraat. Hoewel dat mens wel het hart op de goede plaats had, had ik als kind al begrepen dat ge best toch niet te veel averechtse dingen deed in haar bijzijn. Bij nonnekes leek alles wat anders dan bij u thuis. Suikerbollen dat heette thuis snoep of bollen.

Maar op het moment dat de moeder die vraag stelde, was zo'n bol bij mij in het verkeerde keelgat geschoten, letterlijk dan. Waarschijnlijk van met die bol in mijn mond rond te lopen op de speelplek. Afwisselend speelden we paard en ruiter. Niet de moeder natuurlijk, maar mijn vrienden en ik. Als ge een duvelskoord  rond uw middel kreeg, was je paard. Als je de touwtjes in handen mocht nemen, was je cowboy. De verstotenen, de mannen die minder goed in de markt lagen, moesten indiaan spelen, want dat was, in ons ogen, toch ondergeschikt aan een cowboy. 

We hebben zo ooit één van die indianen rond zijn totempaal gebonden met een duvelskoord. De totempaal was eigenlijk één van de metalen palen waarop het afdak rustte. Dat was op een woensdagmiddag toen de bel juist ging om naar huis te gaan, Toen bleek dat we de knopen toch iets te strak hadden vastgemaakt, hebben we die jongen daar maar bleitend laten staan. Ik weet niet hoe hij die namiddag is thuis geraakt. Soms valt het tegen in het leven. Maar dat is een ander verhaal. Waar was ik ook alweer gebleven? Ah ja, dat met die suikterbollen. 

Plots stond de moeder daar met haar bel heen en weer te slingeren. De speeltijd was gedaan. En van alle  arrage   en het verschieten en het plots uit mijn rol vallen, had ik die bol ingeslikt.   

Nu stond ik daar in de gang achter de trap waaronder de nonnekes hun borstels en vuilblikken bewaarden met een emmer in mijn handen. Drinkt dat glas maar leeg, zei zuster Hilwigis (of een andere non die daar op dat moment rondliep). Het was een glas lauw water met een paar soeplepels zout er zorgvuldig door geroerd. Ineens kwam de bol eruit, gevolgd door al de rest dat op dat moment nog in mijn binnenste zat, enfin, van verteerd en onverteerd eten dan toch.

En ook al was die wrange smaak van dat overgeefsel nu niet direct aangenaam, toch was ik content dat ik weer kon ademen en slikken als tevoren. Op slag begreep ik waarom die schipbreukelingen op dat vlot op zee in de film de zaterdag tervoren, zaten de zeuren dat ze dorst terwijl ze omgeven waren door liters en liters zeewater. Een kind heeft niet veel nodig om iets bij te leren, ge ziet het wel. Het moet niet altijd in de boekskes staan.

De nonnekes droegen altijd dat kapke op hun kop. Hoewel ze u thuis nog niet al te veel letterlijke uitleg gaven over de bloemen en de bijen en hoe het nu juist zat met die bloemkolen, toch verstond ge halvelings wel dat die nonnen geen venten hadden en dat daar toch van alles aan vast hing of net niet. Zo kon ik me niet inbeelden dat die nonnen ooit naar het WC moesten gaan of zich in een bassin om beurt zouden wassen, tenzij met die eigenste zelfde kleren aan. En zat er ook haar onder die kapkes? Dat kon ik me zo precies niet helemaal te goei voorstellen. Het was een vies spel, die nonnekes. Iets waar ik niet helemaal bij kon in mijn gedachten.

Uitspitten

De zusterkes die kregen wel het nodige respect. Maar eigenlijk heb ik zelf in heel mijn schoolloopbaan in de zustersschool maar van één nonneke les gekregen. Na juffrouw Rita, kwamen we bij het klein zusterke terecht, zuster Benigna. Dat was in een iets ruimer klaske. Op de kast stond een beeld van het Heilig-Hart en al snel vroeg ik me af wat voor geslacht dat beeld nu eigenlijk had. Het had een baard en droeg een kleed. Redelijk halfslachtig vond ik dat. Een baard dat was iets voor de mannen, mijn moeder heb ik haar nooit zien scheren. Een kleed, dat was iets voor de vrouwen, want mijn pa heb ik altijd ofwel in een broek ofwel in een overall gezien. Een vies spel. 

Het zusterke maakte duidelijk dat Jezus leefde in een tijd toen dat allemaal anders was, een tijd dat er nog geen treinen en fietsen waren. Op dat moment had ik voor het eerst in mijn leven het gevoel dat ik daar mee wou van weten, dat geschiedenis, ook al kende ik dat woord nog niet, mijne dada zou worden. Sindsdien liet het me nooit meer los. Mijn zuster Gerda vertelde me in de keuken bij ons thuis dat het inderdaad allemaal veranderde zo, doorheen de tijd. Dat ze geleerd had dat er eerst oermensen waren en daarna Oude Belgen en Romeinen en dan ridders enz. Toen ik even later buiten aan de mesthoop stond tussen de kippen, kalkoenen en barberie-eenden besloot ik dat ik dat eens goed zou uitspitten. Niet die hoop mest, maar dat verleden.

Als ik bij Sinterklaas zowel een burcht met riddertjes als cowboys en indianen kreeg, dan begreep ons tante niet waarom die cowboys aan de kant lagen terwijl ik vollen trek met die burcht en die ridders aan het spelen was. Om haar een plezier te doen, betrok ik die cowboys ook bij het gevecht  alhoewel dat in mijn ogen eigenlijk niet helemaal klopte zo. Nochtans heb ik nog tekeningen uit die tijd waarop ik ridders te paard liet vechten met hun banier waarop de Amerikaanse vlag was afgebeeld in de aanslag. Iets wat achteraf bezien ook niet helemaal mogelijk is, historisch gezien dan toch.

De "klein zuster" in het kleuterklasje. En de tafels waarmee ze poppenkast speelde.

Bananen en soutiens

Verder zag de klein zuster veel heil in herhaling. Elke week stapelde ze wel eens twee tafels op elkaar en dan ging ze erachter zitten om een soortement poppenkast te spelen, alhoewel het niet meer was dan wat ingekleurde prenten en wat handpoppen die telkenmale hetzelfde verhaal vertelden. Dat ge als kind eigenlijk geen bananenschillen op de grond mocht gooien. In het verhaaltje schoof iemand daarover uit en brak zijn been. Een goede les wellicht, want ik heb nooit een been gebroken. Alhoewel dat ook aan andere zaken kan liggen natuurlijk.

Ik durfde soms wel eens een vraag stellen zoals die vraag van die baardige Jezus met zijn vrouwenkleed, maar de vraag wat het Chinees was voor soutien, was achteraf bekeken niet zo slim. Ik stelde haar die vraag aan het begin van het schoolpad als we van aan de zustersschool door het pad naar het kleuterklasje moesten lopen. Ik heb het al eens eerder verteld.Thuis hadden we de avond tevoren bezoek gehad van Pierre, een bevriende boer uit Riksingen bij Tongeren, die vroeger nog een boon had gehad voor ons ma, maar bot had gevangen en nu eigenlijk nog altijd regelmatig naar de processie kwam of gewoon door het jaar eens op bezoek. Hij had die vraag thuis ook op tafel gegooid en iedereen had er eens hartelijk mee gelachen. Ik verstond er eigenlijk niks van, maar de dag erna snapte ik dat nonnen een ander soort humor hadden dan grote mensen op een boerderij.

Zo leerde ik als kind al snel dat niet alles overal en altijd hetzelfde is. Een gedacht kan veranderen navenant de plaats of het volk dat ge tegenkomt. Waar de ene mee lacht, daar wordt de andere ambetant van. En wat vroeger was, dat kan serieus veranderen zo naargelang de tijd voortgaat. Ziet ge, dat is eigenlijk geschiedenis. En ik veronderstel dat ge dat nu zelf ook wel ziet, als je dit verhaal wat gevolgd hebt. 

Kris Merckx - 2017

Contacteer ons nu