Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

Tekst voor het overlijden van Arthème Kinnaer

Boeren in maten en gewichten

Even verscheiden als het kruid schiet aan de boorden van de veldwegen, heb je in het leven verschillende soorten mensen. Kruid en bloemen en alles wat opschiet zonder dat een boerenhand het strooit, hoeft niet op te brengen in het leven. Het groeit op zonder zichtbaar doel. Het kiemt, schiet en laat na een tijd zijn kop weer hangen en laat zijn of haar zaden los. Meer is het niet, zo denk ik dan. Meer zal het niet zijn.

In het dorp had je differente soorten boeren. Ze konden even sterk verschillen als een ieder ander mens, naargelang karakter en eigenheid of afkomst. Maar als je boeren wilt klasseren, dan doet ge dat naar oude gewoonte volgens de grootte van het land dat ze bewerken, of naargelang de boerderijen en pachthoven waar ze hun noeste stiel uitoefenen.

Juleke van Gaudance

Ieder weet dat een boer leeft met het ritme van de klok en seizoenen. Maar Juleke probeerde daar toch een mouw aan te passen. Op ontiegelijk late uren, als Jef van Frees en ons vader en moeder “aan de pomp op” op het Begijnhof, hun volle kruiken al op de laadbak achter de tractor tilden, schoot Juleke met zijn gammele Deutz-tractor de weg in. Daar zo helemaal alleen in de donkerte van de avond, sprong de angst voor het onvermoede duister hem als een weerwolf op de rug. Dan begon hij te jodelen. De mensen op het Begijnhof hadden geen TV nodig voor avondlijk amusement.

Juleke had maar een paar lappen grond en een stuk of wat koebeesten. Veel werk had hij daar niet aan, maar hij was altijd op zijn eigen handen afgestemd. Achter Vie van Schoels, in die weide die vroeger afgezoomd was met hoge canadabomen, zag ik hem ooit helemaal in zijn allene een wagen stro of hooi laden. Hij liet zijn tractor alleen bollen in eerste vitesse en gaffelde snel een bot stro of tien de wagen op. Daarop sprong hij op zijn oude wagen om het stro te tassen als de stukken van een puzzel die hij al tientallen keren in elkaar had gelegd. Daarna moest hij zich haasten om op de tractor te springen en hem te keren om niet tegen die hoge canadabomen aan te belanden. Zo herhaalde zich datzelfde patroon van gaffelen, tassen en keren… tot zijn wagen was volgeladen of alle botten van het veld af waren.

Voor alles ontwikkelde hij zo zijn eigen manier van doen. Toen ik ooit bij hem binnenging in zijn klein boerderijtje achter de kerk, zaten Christophe en Frédérique daar boterhammen te smeren met een dikke laag choco. Met moeite vonden ze daar nog een hoekske aan de tafel. Waarom zou je iets in een kast steken, zei Jules. Ge hebt het de volgende dag toch terug nodig?

Op dat vlak, zei zijn gebuur Jules Pastoor, kan ik hem geen ongelijk geven. Ik drink ook altijd uit mijn zelfde sjat koffie. Waarom zou je die afwassen?

U wassen doet ge altijd voor een ander. Waarom zou ge voor u zelf zorgen als ge toch maar helemaal alleen op de wereld zijt? Toen hij op een dag met een sjiek kostuum aan in ons keuken binnenkwam en ons moeder vroeg of hij ergens naar een feest moest, schudde Juleke van nee. Nee, zei hij, ik heb eens nieuw kleren gekocht en nu draag ik die weer tot ze kraken van het vuil.

Als één van zijn koeien moest kalveren, dan gingen Jef van Frees en ons vader en nog een handvol boeren tot daar. Boei, die eigenlijk Tony Roggen heette en een neef was van ons moeder, werd opgeroepen als veearts. In zo’n stal, zei Boei, daar kan ik dat beest geen keizersnede laten doen. Juleke pakte het beest met haar teugel en leidde het daarop zijn keuken in. Daar aan de tafel, tussen zijn sjatten en potten choco, glipte dat kalf uit de volle buik van zijn moeder.

Een prins in een fluwelen broek

Tekst van Julie Roggen

Ons vader, en vooral ook ons moeder waren eveneens boeren, maar van een ander slag. Ons moeder oefende al vier jaar alleen de boerenstiel uit op de hoeve van Sissen daar beneden in de Kerkstraat, vooraleer ze in het huwelijk trad met ons vader in 1962. Jaren eerder, op het wintertornooi van de BJB won ze nog een prijs met haar tekst “Ik trouw wel met een boer”. Ze omschreef een boer als een prins in een fluwelen broek.

Ons moeder weefde haar leven aan mekaar met verhalen. Ook al herinner ik me haar als een ijverige naarstige vrouw, dan nog kon ze op elk moment van de dag het werk neerleggen als er iemand de keuken binnenstapte om naar één van haar klapkes te luisteren.

De tijd moet niet zo strikt worden gevolgd, vond mijn moeder. In de keuken hingen drie klokken. De keukenklok, een ronde witte met gouden boordje, hing tussen de buitendeur en de deur naar de eetkamer. Die klok liep meestal een halfuurtje voor. De andere, een vierkante zwarte klok, droeg de illustere naam ‘duivenmachine’, omdat ze tijdens de jeugdjaren van mijn vader dienst had gedaan als een soort chronometer bij zijn duivenmelkerij. Hij mat er de aankomsttijden van zijn deelnemende duiven mee. Hij keek er steeds met fierheid op terug. ‘Waar is de tijd’, zei hij dan, niet zonder weemoed tussen de woorden, ‘we hadden heel goeie duiven.’

De duivenklok liep een kwartiertje voor, wat wel wat afbreuk deed aan haar initiële doel, want als duivenmelker had je er helemaal geen voordeel bij je klok vooruit te laten lopen. De klokken liepen niet fout omdat ze oud of stuk waren, maar omdat mijn moeder ze zo afstelde. Dat kwartiertje en halfuurtje gavan haar de tijd om zich in haar hoofd rustig voor te bereiden op de volgende dagtaak. Op die manier gunde ze zichzelf en de rest van de familie een soort ‘sperperiode’ waarin je kon zeggen: ‘Ik heb nog een kwartier de tijd en dan moet ik de koeien gaan melken.’ En als je zelfs dat kwartiertje aan je laars lapte, kon je nog rekenen op de uiterste limiet van de keukenklok.

Ons jonge leven brachten wij hoofdzakelijk in de keuken door, daar waar de Processieweg de hoek omdraait naar de Bosveldstraat. De muren echoden daar al van in de vroege uren van de verhalen. De vrouwen en de mannen van de buurt, van Rous Prit en Yvonne van Raas tot Fille Billen en Jeanne Mommen… kwamen daar met hun kruikje melk halen. Ieder bracht daar zijn eigen verhaal ten berde. De ene was daar al straffer en erger in dan de andere. Ons keuken was een wisselkantoor van verhalen, een persagentschap. Van het grootste nieuws, zoals de diefstal van de beelden in het retabel, tot een geslachte koe in de Broekstraat en de meest platvloerse roddels, die verhalen sudderen nog altijd in mijn hoofd. (Lees:  De melkbrigade)

Rik WIllems bij ons thuis op de boerderij.

‘s Avonds luisterden we naar de verhalen van Rik Willems die met zijn eigen ogen weerwolven had gezien en een doodgeschoten Duitser rechtopstaand in zijn tuin had gevonden in de Tweede Oorlog. Rik woonde niet bij ons, maar in ruil voor het onderhoud van onze hof, mocht hij ‘s middags met ons mee eten en ‘s avonds bij ons in de keuken komen zitten. Vroeger, vertelde hij mij, zonder daar een precieze datum op te plakken, deden de kabouters ‘s nachts het werk van de boeren verder, maar ge moest wel eten achter laten. Die mannekes werken ten slotte bij de nacht en krijgen dan net zoals gij en ik honger. (Lees:  De straffe avonturen van Rik)

Ik stelde me die kabouters voor als Rik zelf die eigenlijk onze uit de kluiten gewassen tuinkabouter was, maar dan met een rode muts in plaats van de grijze klak die Rik altijd droeg. Hij geloofde er op dat moment meer in dan ikzelf. Maar als ons moeder lachend zei dat dat allemaal zever was, werd hij kwaad en beweerde bij hoog en bij laag dat het zo waar was als dat koeien melk geven. 

Jan Deblauwe helpt bij het lossen van een wagen stro.

In de oogst kwamen een pak mensen uit het dorp een hand toesteken. We mochten van geluk spreken dat zoveel mensen dat plezant vonden om vaak voor niks of voor een paar botten stro zoveel uren in de snikhete zon en het stof van de schuur te komen werken. Tegenwoordig zouden de jong mensen al rap zeggen dat ze pijn hun rug hebben of een offerte sturen vooraleer ze hun mouwen opknopen. Dat was voor ons vader en ons moeder geen kwestie om van die mensen te profiteren, dat hoorde er bij en niemand zaagde of klaagde daarover.

Net zoals bij Juleke kwamen de boeren van de buurt bij ons een hand toesteken als er een koe moest kalveren. Vaak was dat een kot in de nacht en daarna werd een glas jenever en vaak meer dan één gedronken. De koe bleef wel in de stal staan bij ons, maar die jenever werd in de keuken gedronken.

Maar gelukkig was dat niet iedere nacht, want er waren maar een stuk of acht vaarzen en melkkoeien bij ons. Ook met dat stro viel dat nog al mee, want ieder jaar teelden we maar tussen de 5 en de 10 hectaren graan. Trouwens, meer stro zou in de schuur niet gepast hebben. Het gebeurde wel eens dat de boeren het overige stro dan op het veld in de fik staken. Ge moest wel goed uit uw ogen kijken dat ge dan geen andere velden mee sleurde in de vlammenzee. Jef van Frees had zo op het Begijnhof zichzelf eens ingesloten tussen de vlammen door het vuur eerst links en rechts en dan voor en achter zich aan te steken. De pompiers van Tienen zijn hem toen moeten komen ontzetten. Voor het milieu kon dat toen nog geen kwaad, want dat was nog niet uitgevonden in die tijd.

Zo gingen de dagen voorbij en de jaren en weemoed om hen die er niet meer zijn prikt soms als het stof van het stro op uw bezwete armen bij het gaffelen in de zomertijd.

Arthème

Arthème was dan wel geen boer van Hakendover, maar zijn naam werd steevast met ontzag uitgesproken bij ons in de keuken. Hij had vroeger op de Roosmolen gewoond en toen die aloude boerderij, de kop moest leggen voor de oprukkende Tiense industrie, verhuisde hij naar een andere boerderij in Bost, als ik het me goed herinner, tot ook die onder de sloophamer verdween voor de aanleg van de oprit. Sinds dat moment woonde hij daar in Bost in de Aststraat met zijn vrouw Yvette en hun schone oogst aan kinderen, waaronder een drieling.

Mijn zus had haar oog laten vallen op de enige jongen van die bende, Martin, die net als wij bij de fanfare speelde. Hij sprong ook daar in het oog en oor door zijn uitzonderlijk speeltalent, alhoewel je in die tijd niet veel moest kunnen om in de fanfare van Hakendover op te vallen als goed muzikant.

Van het een kwam het ander, enfin bon, ge weet wat ik wil zeggen. Sinds dat moment waren ons twee boerderijen eigenlijk, al was dat dan niet letterlijk zo, met elkaar verbonden als een onecht huwelijk. Martin pikdorste ons graan en deed heel wat werk en omgekeerd kwam onze zaaimachine goed van pas en ook een tweede mestwagen was zeer welgekomen. Arthème had per slot van rekening een meer dan vier keer zo groot labeur dan wij zelf. Dan kwam je handen en uren tekort. Veel tijd voor verhalen in de keuken tussen twee wagens stro of na het melken van de koeien, zat er niet in. Bovendien was een van de dochters daar begonnen met een kippenkwekerij met 2 keer 20000 kiekens. Ge zou daarna niet snel meer zeggen dat er bij ons in Hakendover veel kippen rondliepen.

Onze kippen, het zeer zeldzame ras "de bonte leghorn".

Ziet ge, dat was zo’n beetje het verschil. Ons vader had kanaries en duiven en kippen, maar die dienden in feite niet echt tot iets. Hij had ze gewoon voor zijn amusement omdat hij dat nu altijd gewoon was geweest. Af en toe verdween er eens een kip in de soep of in de vidéevulling, maar de kippen van Arthème zijn dochter kwamen eerst aan het spit en daarna in duizenden borden en magen terecht.

Hetzelfde verging het de koeien. Toen heel die miserie met de melkplas en de boterberg begon en de boeren geen duiten meer verdienden aan hun koeien en melk, bleef ons vader gewoon voortdoen. Het brengt misschien niks op, zo dachten ze thuis, maar ge hebt wel melk nodig. Ze hielden vast aan wat ze gewoon waren. Arthème, dat was een geleerde mens, een ingenieur, ze zouden het tegenwoordig een CEO van een boerderij noemen. Hij stampte die koeien in een ik en gij de deur uit (niet letterlijk natuurlijk) en sprong op de fruitteelt, waar hij steevast handen te kort kwam. Als kabouter van dienst, ik was net afgestudeerd, werkte ik daar tussen de onnavolgbare Sikhs die speciaal uit India waren afgekomen om appelen te plukken. Ze werkten harder en sneller en beter dan ik of dan wie dan ook. Laat ze maar zagen over vreemdelingen. Plukt dan zelf appelen, ge zult snel zwijgen dan.

Arthème was boer, maar hij leidde eveneens een bedrijf. Dat was iets dat ik thuis nooit had gezien. Soms kon hij het boerenbedrijf even achter zich laten en het werk aan anderen over laten. Ik weet nog een keer dat ik in zijn plaats met zijn tractor en wagen graan bracht naar Vadder in Kumtich. 

Waar is Arthème? vroegen ze daar. 

Hij is op reis,zei ik. 

Dat is een straffe, zei Vadder, hij gaat op reis en hij laat anderen zijn werk doen? 

Als hij alleen maar boer was, zou dat inderdaad straf geweest zijn, maar Arthème leidde ook een bedrijf en dan moet ge af en toe congé kunnen pakken. Congé moet ge plannen en de oogst die kunt ge op voorhand wel bij benadering, maar nooit heel precies plannen.

Arthème was een dankbaar en zachtmoedig man, niet zo’n harde nukkige bedrijfsleider, zoals je tegenwoordig veel van die omhooggevallen piskes van mannekes hebt met een maatpak aan. Ge weet wat ik bedoel, van die managers met gelakte schoenen en een dikke auto onder hun lui gat.

Zijn zwart gekrulde haren lagen net geknipt op zijn hoofd. Zijn huid was getaand en geschroeid als de schors van een oude eik en van onder zijn brilglazen keken twee volle ogen u aan. Op zijn mondhoeken speelde een altijd even guitige lach. Op het einde van de oogst, nodigde hij al zijn helpers thuis uit en dan kreeg eenieder twee vette lappen biefstuk of mosselen op zijn bord. Dan werd er bier en wijn a volonté gedronken, maar dat is me één keer niet goed bekomen.

Arthème regisseerde zijn boerderij als een poppenspeler. Strikt, volgens de regelmaat van de klok, zoals je in een schouwtoneel niet een uur later met het stuk kan beginnen als het volk al in de zaal zit. Een muzikant moet niet eerst nog een pint bier blijven drinken aan de toog als de dirigent al de eerste maat slaat. Bij ons thuis vertelde de boer een verhaal van man tot man, Arthème speelde voor volle zalen. Maar het een brengt het ander met zich mee.

Ze waren heel different, Arthème en mijn vader, als ge ze als boeren vergelijkt. Weet ge, zo op de grootte van hun bedrijf, op hun manier van werken, op de ouderdom van de gebouwen en hun verknochtheid aan wat goed is om te doen.

Ze waren heel gelijk, Arthème en mijn vader, zo in de zachtheid van hun gemoed en in de weemoed die in hun ogen opwelde als ze over vroeger vertelden, alsof het suiker uit hun bieten hen zachter had gemaakt. Gelijk alles wat schoon en zacht is in het leven. Het ruisen van het rijpe graan, het binnenhalen van de oogst of de geboorte van een kalf. Gelijk het stille gaan en komen van de dagen of het vallen van de avond op een late zomerdag. Het stille neervlijen van sneeuwvlokken op de kasseien van het erf in de wintertijd rond Kerstmis of zoals het stilzwijgende genoegen van water te brengen aan de koeien in de wei. Zo schoon als het wit en het groen in de bomen als de winter zijn laatste vlokken strooit. Of zo zacht als de jonge lente en zo rijp als het fruit aan de bomen op een septemberdag. Zo was ook Arthème. Gelijk het eggen en zaaien, en de blijdschap van de oogst. Gelijk de stilte en de geuren na een onweer en de rust van een slapend kind. Zoals de droefheid en de blijheid om wat ging en nog komen zal. Weet ge, ik vind simpel niet de woorden om te zeggen wat ik u vertellen wil. Ook al zijn er woorden veel geschreven, toch vind ik niet wat ik vinden wil. Gelijk de queeste van een beeweg, gelijk alles wat nooit een antwoord vindt. Weet ge, dat is voor mij zo'n beetje de hemel, allé dat is mijn gedacht.

Ge moet ons pardonneren, Arthème, ik heb het aan ons moeder en vader nog verteld… als ik in Hakendover langs het kerkhof passeerde: Arthème is aan zijn laatste reis begonnen. De dag dat gij echtig definitief van ons vertrekt, uw laatste oogst binnenhaalt en bij God de Vad(d)er arriveert, dan zal je ook moeten zeggen, Ja Kris en Liesbeth en de kinderen… die zijn er niet bij. Die zijn op reis. Een congé dat moet ge plannen. De oogst die kunt ge op voorhand wel bij benadering, maar nooit heel precies weten.

Contacteer ons nu